18697 |
losse linnen halsboord |
boordje:
beütsje (L387p Posterholt)
|
halsboord, losse linnen ~ [beurdje, hemdsband] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18699 |
losse manchet |
manchet:
manchette (L387p Posterholt)
|
manchet, los [hemdsband, toet] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
21218 |
losse plankbrug |
houten brug:
houte brök (L387p Posterholt),
steeg:
sjtēēg (L387p Posterholt)
|
een brug die bestaat uit losse planken (vlonder, vonder, til, tilling, kwaak, vondel) [N 90 (1982)] || vlonder (vonder) [SGV (1914)]
III-3-1
|
30454 |
losse veer |
veer:
vē̜r (L387p Posterholt)
|
Los latje waarmee twee vloerdelen, die aan beide zijden een groef hebben, met elkaar verbonden kunnen worden. [N 54, 132g]
II-9
|
33395 |
losse voerbak in de varkenswei |
voerbak:
vōrbak (L387p Posterholt)
|
Gewoonlijk worden de varkens binnen gevoerd. Soms echter gebruikte men een losse voerbak voor buiten, in de varkenswei; over deze laatste bak gaat het in dit lemma. Zie voor de fonetische documentatie van (trog) het lemma "varkenstrog" (2.4.3). [N 5A, 61b]
I-6
|
21738 |
loteling |
loten (ww.):
laote (L387p Posterholt)
|
iemand die voor militaire dienst geloot heeft [loteling, lotter] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
22400 |
loten |
loten:
loute (L387p Posterholt),
vgl. LOT: 1. in loterij: laot.
laote (L387p Posterholt),
trekken:
treike (L387p Posterholt)
|
Het spel waarbij de winnaar(s) door het lot word(t)(en) aangewezen [loten, loteren, lotelen, loteren]. [N 88 (1982)] || Loten.
III-3-2
|
25247 |
loteren, los zitten |
los zitten:
los zitte (L387p Posterholt),
rammelen:
rammele (L387p Posterholt)
|
los zitten, gezegd van onderdelen [loteren] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21194 |
luchtballon |
luchtballon:
lugballon (L387p Posterholt)
|
een ballon die kan opstijgen met een mand eronder om personen te vervoeren [ballon, luchtbal, luchtbol, luchtschip] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24998 |
luchtbel in water |
bel:
belle (L387p Posterholt)
|
de opborrelende lucht- of gasbel in een vloeistof [wal, wel, brobbel, bobbel] [N 91 (1982)]
III-4-4
|