25946 |
molenaar |
muller/mulder:
møldǝr (L387p Posterholt),
mø̜ldǝr (L387p Posterholt)
|
[N O, 40a; A 42A, 49; JG 1a; JG 1b; l 1a-m; S 24; Wi 53; Sche 7; Vds 264; Jan 285; Coe 234; Grof 261; monogr.; Vld]
II-3
|
32856 |
molshoop in het grasland |
molshoop:
(mv mo.lshø̜i̯p)
mo.lshǫu̯p (L387p Posterholt),
(mv mǫlshø̜i̯p)
mǫlshǫu̯p (L387p Posterholt)
|
Hoopje aarde, opgeworpen door een mol. Op de cultuurgronden en ook in het weiland zijn molshopen hinderlijk voor de boer, en hij zal proberen de mollen te vangen en de molshopen in het veld te verwijderen met de sleep (zie het lemma ''slepen'' in aflevering I.1.2, p. 175-176) of met een ander werktuig (zie het volgende lemma: ''molshopen verspreiden''). De benaming van de molshoop is vaak in het meervoud opgegeven. Daarom zijn bij de onderstaande woorden overal waar in de enquêtes door de informanten ook de meervoudsvormen zijn vermeld, deze hier ook opgenomen. In enkele streken worden de molshoop en de mol door hetzelfde woord benoemd. Daarom is in deze paragraaf ook het lemma ''mol'' opgenomen. De plaatsen waar de woorden voor mol en molshoop hetzelfde zijn, zijn hieronder gekenmerkt door het teken = bij de plaatscode; ze zijn in kaart 3, Mol, genoteerd.' [N 14, 80a; N 14, 81 add.; JG 1a, 1b, 1c; A 18, 12; L 1 a-m; L 1u, 165; L B2, 212; S 24, monogr.]
I-3
|
21598 |
mompelen |
mompelen:
mompele (L387p Posterholt)
|
binnensmonds mompelen, gezegd van iemand die kwade zin heeft [morren, mompelen, mommelen, mopperen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
17858 |
mompelend heen en weer draaien |
wriemelen:
wriemele (L387p Posterholt)
|
Mompelend heen en weer draaien (moesjanken). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17758 |
mond |
mond:
monjd (L387p Posterholt),
monjtj (L387p Posterholt),
munt (L387p Posterholt),
mönj (L387p Posterholt)
|
mond [RND], [SGV (1914)] || Mond. Houd je mond toch [DC 01 (1931)] || monden [SGV (1914)]
III-1-1
|
22684 |
mondharmonica |
mondharmonica:
móndjharmonika (L387p Posterholt),
mondmonica:
mōndmōnəkā (L387p Posterholt),
mondmuziekje:
móndjmeziekske (L387p Posterholt),
monica:
monika (L387p Posterholt),
Sub harmonica: [...] monika [ook mondharmonica].
monika (L387p Posterholt)
|
Het muziekinstrument dat langs de mond op en neer bewogen wordt en waarop geluid gemaakt kan worden door blazen en zuigen [fiep, moelfiep, noeneke, mondharmonika, muziek]. [N 90 (1982)] || Mondharmonica.
III-3-2
|
22681 |
mondstuk |
mondstuk:
mōntsjtø͂ͅk (L387p Posterholt)
|
Het mondstuk van een muziekinstrument [ammezuur, hap]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
25063 |
mondvol |
slok:
sjloek (L387p Posterholt)
|
de hoeveelheid vloeistof of voedsel die men in één keer in de mond kan nemen [mondvol, moffel] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
23222 |
monnik |
monnik:
monnik (L387p Posterholt),
pater (lat.):
pater (L387p Posterholt)
|
Een monnik [munnik]. [N 96D (1989)] || monnik [SGV (1914)]
III-3-3
|
25914 |
monsteren |
kijken of het zijpnat goed is:
kikǝ ǫf ǝt zīpnāt gōt es (L387p Posterholt)
|
De stroop van de spaan laten lopen om de dikte ervan te bepalen. Op deze wijze kan de stroopstoker beoordelen of het kookproces kan worden beëindigd. In Q 249 was de stroop na vier uur koken gereed. [N 57, 31]
II-2
|