e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Posterholt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
molenaar muller/mulder: møldǝr (Posterholt), mø̜ldǝr (Posterholt) [N O, 40a; A 42A, 49; JG 1a; JG 1b; l 1a-m; S 24; Wi 53; Sche 7; Vds 264; Jan 285; Coe 234; Grof 261; monogr.; Vld] II-3
molshoop in het grasland molshoop: (mv mo.lshø̜i̯p)  mo.lshǫu̯p (Posterholt), (mv mǫlshø̜i̯p)  mǫlshǫu̯p (Posterholt) Hoopje aarde, opgeworpen door een mol. Op de cultuurgronden en ook in het weiland zijn molshopen hinderlijk voor de boer, en hij zal proberen de mollen te vangen en de molshopen in het veld te verwijderen met de sleep (zie het lemma ''slepen'' in aflevering I.1.2, p. 175-176) of met een ander werktuig (zie het volgende lemma: ''molshopen verspreiden''). De benaming van de molshoop is vaak in het meervoud opgegeven. Daarom zijn bij de onderstaande woorden overal waar in de enquêtes door de informanten ook de meervoudsvormen zijn vermeld, deze hier ook opgenomen. In enkele streken worden de molshoop en de mol door hetzelfde woord benoemd. Daarom is in deze paragraaf ook het lemma ''mol'' opgenomen. De plaatsen waar de woorden voor mol en molshoop hetzelfde zijn, zijn hieronder gekenmerkt door het teken = bij de plaatscode; ze zijn in kaart 3, Mol, genoteerd.' [N 14, 80a; N 14, 81 add.; JG 1a, 1b, 1c; A 18, 12; L 1 a-m; L 1u, 165; L B2, 212; S 24, monogr.] I-3
mompelen mompelen: mompele (Posterholt) binnensmonds mompelen, gezegd van iemand die kwade zin heeft [morren, mompelen, mommelen, mopperen] [N 87 (1981)] III-3-1
mompelend heen en weer draaien wriemelen: wriemele (Posterholt) Mompelend heen en weer draaien (moesjanken). [N 84 (1981)] III-1-2
mond mond: monjd (Posterholt), monjtj (Posterholt), munt (Posterholt), mönj (Posterholt) mond [RND], [SGV (1914)] || Mond. Houd je mond toch [DC 01 (1931)] || monden [SGV (1914)] III-1-1
mondharmonica mondharmonica: móndjharmonika (Posterholt), mondmonica: mōndmōnəkā (Posterholt), mondmuziekje: móndjmeziekske (Posterholt), monica: monika (Posterholt), Sub harmonica: [...] monika [ook mondharmonica].  monika (Posterholt) Het muziekinstrument dat langs de mond op en neer bewogen wordt en waarop geluid gemaakt kan worden door blazen en zuigen [fiep, moelfiep, noeneke, mondharmonika, muziek]. [N 90 (1982)] || Mondharmonica. III-3-2
mondstuk mondstuk: mōntsjtø͂ͅk (Posterholt) Het mondstuk van een muziekinstrument [ammezuur, hap]. [N 90 (1982)] III-3-2
mondvol slok: sjloek (Posterholt) de hoeveelheid vloeistof of voedsel die men in één keer in de mond kan nemen [mondvol, moffel] [N 91 (1982)] III-4-4
monnik monnik: monnik (Posterholt), pater (lat.): pater (Posterholt) Een monnik [munnik]. [N 96D (1989)] || monnik [SGV (1914)] III-3-3
monsteren kijken of het zijpnat goed is: kikǝ ǫf ǝt zīpnāt gōt es (Posterholt) De stroop van de spaan laten lopen om de dikte ervan te bepalen. Op deze wijze kan de stroopstoker beoordelen of het kookproces kan worden beëindigd. In Q 249 was de stroop na vier uur koken gereed. [N 57, 31] II-2