e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Posterholt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
neusvleugel neusvleugel: naasfleugel (Posterholt) neusvleugel [DC 01 (1931)] III-1-1
nier nier: neer (Posterholt) nier [N 10 (1961)] III-1-1
niersteen niersteen: neerstjein (Posterholt) Nier-, gal- en blaassteen: steenachtige zelfstandigheid in galblaas, nieren of blaas (steen, graveel, graveelsteen). [N 84 (1981)] III-1-2
niet bevrucht gust: gøs (Posterholt) Niet bevrucht bij dekking, gezegd van de koe. [N C, 19; N C, 18] I-11
niet gedijen niet aarden: WLD  neet aarden (Posterholt) Niet goed groeien, gezegd van planten (niet tieren, niet aarden). [N 82 (1981)] III-4-3
niet haaks uit de haak: ūt ˲dǝ hǭk (Posterholt) Gezegd van een raam of deur. [N 55, 64a] II-9
niet helder van geest dutselig: dötselig (Posterholt) niet helder van geest, zwak van geest [dutselachtig] [N 85 (1981)] III-1-4
niet passen niet passen: neet passe (Posterholt) niet passen, gezegd van kledingstukken [pronsen, bolderen] [N 86 (1981)] III-1-3
niet zindelijk nog niet droog: noch neet dreug (Posterholt) onzindelijk; de aandrang der natuurlijke behoeften niet beheersend; onzindelijk, gezegd van kinderen [N 86 (1981)] III-2-2
nietsnut luierik: luierrik (Posterholt), nutterik: nutterrik (Posterholt) een persoon die tot niets deugt [leep, nietsnut, nietsnutter, nietsnutterik] [N 85 (1981)] || iemand die niets doet [druil, plod, patrak, loefer] [N 85 (1981)] III-1-4