32116 |
ojiefprofiel |
ojief:
ojif (L387p Posterholt)
|
Lijst waarvan de kromming in dwarsdoorsnede half hol en half bol is. Men onderscheidt het klokojief, dat van onderen bol en van boven bol is, en het verkeerd ojief, dat van onderen hol en van boven bol is. Zie ook afb. 158. [N 55, 151-152]
II-12
|
33558 |
okkernoot |
noot:
neut (L387p Posterholt),
noot (L387p Posterholt),
WLD = okkernoot
noot (L387p Posterholt)
|
noot (vrucht) [SGV (1914)] || noten (mv.) [SGV (1914)] || okkernoot [N 92 (1982)]
I-7
|
23227 |
oksaal |
oksaal:
okzaol (L387p Posterholt)
|
Het oksaal, de galerij boven het kerkportaal, waar het orgel staat en het zangkoor zingt [oksaal oksaol, koor, zangerskoor, zangzolder?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
17636 |
oksel |
oksel:
oksel (L387p Posterholt)
|
oksel, oksels [oksel, okselschrooi, hoksel, hoks] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
20547 |
olie |
olie:
olie (L387p Posterholt),
sla-olie:
sjlaaolie (L387p Posterholt)
|
olie [SGV (1914)] || olie; Hoe noemt U: De vette vloeistof die b.v. gebruikt wordt bij het aanmaken van sla of het braden van vlees (smout, olie) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20759 |
oliekoek |
krentenbol:
krintebul (L387p Posterholt)
|
In raapolie gebakken ronde koek van meel, krenten en eieren (oliekoek?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
30614 |
olieverf |
olieverf:
ōli[verf] (L387p Posterholt)
|
Verf waarvan het bindmiddel bestaat uit een drogende olie als lijnolie of papaverolie. Olieverf wordt bereid door verfstof met een tempermes op een wrijfsteen in de olie te wrijven of door olie en verfstof na menging te malen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(verf)' het lemma 'Verf'. [S 26; N 67, 23b; monogr.; div.]
II-9
|
23150 |
olifant |
olifant:
aolifant (L387p Posterholt)
|
Olifant.
III-3-2
|
17916 |
omarmen |
omarmen:
oomerme (L387p Posterholt)
|
omvatten, Met gestrekte armen ~ (vademen, omvademen, spannen, omarmen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
30960 |
omboeken |
omboorden:
ombyǝrǝ (L387p Posterholt)
|
Het omvouwen en vastlijmen van de randen van het leerwerk. [N 60, 52]
II-10
|