e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Posterholt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
op de schouder nemen, dragen dragen: drage (Posterholt) rug: op de rug zitten [N 10 (1961)] III-1-2
op de tenen lopen op de tenen lopen: op de teene (Posterholt) lopen: op zijn tenen lopen [op zn vurvoete] [N 10 (1961)] III-1-2
op de vingers fluiten fluiten: fluite (Posterholt) Op de vingers fluiten [schuffelen]. [N 90 (1982)] III-3-2
op een hoop gooien op kuilen schudden: ǫp kulǝ šø̜dǝ (Posterholt) Het uitstorten van de aardappelen in de kuil. [N 12, 29; monogr.] I-5
op een rij zetten op een rij zetten: op ein riej zitte (Posterholt) op een rij zetten [hagen] [N 91 (1982)] III-4-4
op een sukkeldrafje lopen in een drafje lopen: in n drefke (Posterholt) lopen: op een sukkeldrafje lopen [schokke, op n schökske loope] [N 10 (1961)] III-1-2
op hol slaan dervandoor gaan: dervandoor gaan (Posterholt) Aan het hollen gaan, niet meer aan het commando gehoorzamen. [JG 1a, 1b; N 8, 81f] I-9
op oppers zetten, opperen huisten: hūštǝ (Posterholt) Het bijeenwerken in de grootste soort hooihopen, oppers, die in het veld en direct op de grond, worden gemaakt; ze kunnen wel tot 3 meter hoog worden opgezet. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: hooi. Wanneer het resultaat van de handeling, i.c. de opper, in het woordtype voorkomt, wordt steeds door middel van ø...ŋ verwezen naar de woordtypen van het lemma ''opper''. Om de vergelijking te vergemakkelijken is in dit lemma dezelfde volgorde van woordtypen of afleidingen daarvan aangehouden als in het lemma ''opper''.' [N 14, 111; JG 1a, 1b; monogr.] I-3
op reis gaan op reis: op reis (Posterholt) op reis gegaan zijn [te mantij zijn] [N 90 (1982)] III-3-1
op retraite gaan op retraite (fr.) gaan: op retraet gaon (Posterholt) In retraite gaan, in retraite zijn. [N 96B (1989)] III-3-3