17965 |
op de schouder nemen, dragen |
dragen:
drage (L387p Posterholt)
|
rug: op de rug zitten [N 10 (1961)]
III-1-2
|
17949 |
op de tenen lopen |
op de tenen lopen:
op de teene (L387p Posterholt)
|
lopen: op zijn tenen lopen [op zn vurvoete] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
22682 |
op de vingers fluiten |
fluiten:
fluite (L387p Posterholt)
|
Op de vingers fluiten [schuffelen]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
33218 |
op een hoop gooien |
op kuilen schudden:
ǫp kulǝ šø̜dǝ (L387p Posterholt)
|
Het uitstorten van de aardappelen in de kuil. [N 12, 29; monogr.]
I-5
|
25094 |
op een rij zetten |
op een rij zetten:
op ein riej zitte (L387p Posterholt)
|
op een rij zetten [hagen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
17934 |
op een sukkeldrafje lopen |
in een drafje lopen:
in n drefke (L387p Posterholt)
|
lopen: op een sukkeldrafje lopen [schokke, op n schökske loope] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
33851 |
op hol slaan |
dervandoor gaan:
dervandoor gaan (L387p Posterholt)
|
Aan het hollen gaan, niet meer aan het commando gehoorzamen. [JG 1a, 1b; N 8, 81f]
I-9
|
32927 |
op oppers zetten, opperen |
huisten:
hūštǝ (L387p Posterholt)
|
Het bijeenwerken in de grootste soort hooihopen, oppers, die in het veld en direct op de grond, worden gemaakt; ze kunnen wel tot 3 meter hoog worden opgezet. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: hooi. Wanneer het resultaat van de handeling, i.c. de opper, in het woordtype voorkomt, wordt steeds door middel van ø...ŋ verwezen naar de woordtypen van het lemma ''opper''. Om de vergelijking te vergemakkelijken is in dit lemma dezelfde volgorde van woordtypen of afleidingen daarvan aangehouden als in het lemma ''opper''.' [N 14, 111; JG 1a, 1b; monogr.]
I-3
|
21197 |
op reis gaan |
op reis:
op reis (L387p Posterholt)
|
op reis gegaan zijn [te mantij zijn] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
23675 |
op retraite gaan |
op retraite (fr.) gaan:
op retraet gaon (L387p Posterholt)
|
In retraite gaan, in retraite zijn. [N 96B (1989)]
III-3-3
|