30889 |
pekpan |
pekpot:
pę̄kpot (L387p Posterholt)
|
De pan, pot, kom of ketel waarin men de pek verwarmt en bewaart. Volgens de informant van L 163a wordt er slaolie bijgevoegd om de pek soepel te maken. [N 60, 197c]
II-10
|
32047 |
pen |
pen:
pɛn (L387p Posterholt
[(rond en vierkant)]
)
|
Bij een pen-en-gatverbinding, het dunne gedeelte dat ontstaat wanneer de zijvlakken aan het uiteinde van één van de stukken hout worden weggezaagd. De dikte van de pen bedraagt gewoonlijk 1/3 van de totale houtdikte. [N 54, 58b; monogr.]
II-12
|
32046 |
pen-en-gatverbinding |
pen-en-gat:
pɛn ɛn gāt (L387p Posterholt),
penlas:
pɛnlaš (L387p Posterholt)
|
Houtverbinding waarbij een pen aan het uiteinde van het ene stuk hout wordt gestoken in een overeenkomstig gat in het uiteinde van het andere. De pen wordt gevormd door een deel van de zijvlakken aan het eind van één van de stukken hout weg te zagen. In het andere deel wordt met behulp van een beitel een gat gehakt. Zie ook afb. 138. Men onderscheidt de open en de gesloten pen-en-gatverbinding. Bij de open pen-en-gatverbinding is de borst van de pen op de buitenhoek zichtbaar. Soms steekt de pen ook door het gat naar buiten. Bij de gesloten pen-en-gatverbinding is de pen niet zichtbaar op de buitenhoek. [N 54, 50; N 54, 58a; monogr.]
II-12
|
19400 |
pendule |
pendule:
penduul (L387p Posterholt)
|
Klok op de schoorsteenmantel (pendule, horloge) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
32048 |
pengat |
slopgat:
šlǫp˲gāt (L387p Posterholt),
tooggat:
tōx˲gāt (L387p Posterholt)
|
Bij een pen-en-gatverbinding, het gat waarin de pen wordt gestoken. [N 54, 58c; monogr.] || Het gat dat ontstaat door de toognagel in het hout te slaan. [N 54, 38c; N 54, 64d]
II-12
|
17717 |
penis |
lul:
Gemeen.
lulle (L387p Posterholt),
pieltje:
Schertsend, Kinderwoord.
pielke (L387p Posterholt),
piemel:
piemel (L387p Posterholt)
|
[N 10c (1995)]
III-1-1
|
23995 |
penitentie |
penitentie (<lat.):
penetentie (L387p Posterholt)
|
Penitentie. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
30243 |
pennen aanzagen |
pennen aanzagen:
pɛnǝ ānzē̜gǝ (L387p Posterholt)
|
De stijlen en dorpels van een kozijn worden doorgaans met een pen-en-gatverbinding aan elkaar bevestigd. Aan de uiteinden van de stijlen worden daartoe pennen gezaagd die in overeenkomstige gaten in onder- en bovendorpel vallen. De pennen worden met behulp van een dubbel kruishout op de stijlen en dorpels afgetekend. [N 55, 5]
II-9
|
32027 |
pennen maken |
pennen zegen:
pɛnǝ zē̜gǝ (L387p Posterholt)
|
De pennen van een pen-en-gatverbinding maken met behulp van de pennenmachine. Het hout dat daarvoor gebruikt werd, werd in Venray (L 210) en omgeving nagelenhout (nē̜gǝlhǭlt) genoemd. Zie ook het lemma ɛpen-en-gatverbindingɛ.' [N 53, 231e]
II-12
|
32025 |
pennenmachine, pennenbank |
pennenbank:
pɛnǝbaŋk (L387p Posterholt)
|
Werktuig waarop de pennen voor een pen-en-gatverbinding machinaal worden gemaakt. Zie ook afb. 127 en het lemma ɛpen-en-gatverbindingɛ.' [N 53, 231a]
II-12
|