23861 |
processievaantjes |
processievanen:
prosessevaane (L387p Posterholt)
|
De vaandeltjes die in de processiestoet worden meegedragen [persessieveendelkes]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
17742 |
proeven |
proeven:
preuve (L387p Posterholt, ...
L387p Posterholt,
L387p Posterholt,
L387p Posterholt)
|
proeven [SGV (1914)], [SGV (1914)] || proeven [pruuve, pruujve] [N 10 (1961)] || proeven; Hoe noemt U: Een kleine hoeveelheid voedsel of drank in de mond nemen om te onderzoeken hoe het smaakt (keuren, proeven) [N 80 (1980)]
III-1-1, III-2-3
|
23930 |
profeet |
profeet:
profeet (L387p Posterholt)
|
Een profeet [profieët]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
31484 |
profiel |
profiel:
prōfil (L387p Posterholt)
|
In het algemeen een houten lijst waarvan de dwarse doorsnede een bewerkte vorm te zien geeft. Het profiel wordt met behulp van een profielschaaf aangebracht. De schaafzool en de schaafbeitel van dit type schaven vertoont de negatieve vorm van het profiel. Zie ook de volgende lemmata. [N 55, 150]
II-12
|
32107 |
profielschaaf |
ojiefschaaf:
ojifšāf (L387p Posterholt),
profielschaaf:
profilšāf (L387p Posterholt)
|
Schaaf waarmee een profiel wordt geschaafd. Zie ook afb. 153. Profielschaven bestaan in veel verschillende uitvoeringen, afhankelijk van het profiel dat geschaafd moet worden. De schaafbeitels en de schaafzolen van profielschaven hebben de tegenovergestelde vorm van het profiel, dat aangeschaafd moet worden. Zie ook de lemmata ɛprofielɛ, ɛkraalprofielɛ, ɛkwart-rondvormig profielɛ, etc.' [N 53, 74a-g; N 53, 75; monogr.]
II-12
|
19272 |
profiteren |
profiteren:
proofieteere (L387p Posterholt)
|
een goed, nuttig gebruik maken, voordeel trekken van een gelegenheid [blaaien, profiteren, luizen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18221 |
pronken |
pronken:
pronken (L387p Posterholt, ...
L387p Posterholt),
proonke (L387p Posterholt)
|
in het oog lopend opgeschikt, in het openbaar zich voordoen, pralen [pronken, prijken, spiegelen, pralen] [N 86 (1981)] || prijken [SGV (1914)] || pronken [SGV (1914)]
III-1-3
|
18190 |
pronkveer op een hoed |
veertje:
vaerke (L387p Posterholt)
|
pronkveer op een hoed [N 25 (1964)]
III-1-3
|
20506 |
proosten |
klinken:
klinke (L387p Posterholt)
|
proosten; Hoe noemt U: De glazen tegen elkaar aanstoten als teken dat men elkaar veel goeds toewenst (knutsen, klinken, proosten) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21698 |
prop |
bol:
Van Dale: I. bol, 3. voorwerp van min of meer zuiver ronde gedaante, bal; - prop; - ...
bòòle (L387p Posterholt)
|
een bal van samendrukbaar materiaal, bijv. papier [dompel, bol, prop] [N 91 (1982)]
III-3-1
|