e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Posterholt

Overzicht

Gevonden: 5728

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
aanloop aanloop: ne aanluip numme.  aanluip (Posterholt) Aanloop. III-3-2
aanrekenen rekenen: raekene (Posterholt) betaling vragen voor een geleverd artikel; in rekening brengen [schrijven, aankalken] [N 89 (1982)] III-3-1
aanrijgen invamen: invajme (Posterholt) tot een snoer verenigen [ritsen, resemen, rijgen] [N 91 (1982)] III-4-4
aanslag aanslag: ānšlāx (Posterholt) Het gedeelte van de stijl en van de dorpel waartegen een deur of draaiend venster aanslaat en waarbij, meestal onder een rechte hoek, de sponning aansluit. Zie ook het lemma 'Sponning'. De aanslag kan aan stijl en dorpel geschaafd worden of door middel van een latje gevormd worden. [N 55, 73a] II-9
aanslaglat aanslaglat: ānšlāxlat (Posterholt) Tegen de kozijnstijlen en -dorpels gespijkerd latje dat de aanslag vormt voor een deur of draaiend venster. [N 55, 73b-c] II-9
aanstaan aanstaan: aansjtaon (Posterholt) behagen, bevallen, aangenaam zijn [gaden, gaaien, aanstaan] [N 85 (1981)] III-1-4
aanstoot aanstoot: aansjtoot (Posterholt) Ergernis, aanstoot [aring]. [N 96D (1989)] III-3-3
aanstoot geven ergeren: ergere (Posterholt) mensen ontstemming of ergernis geven door onzedelijk gedrag [geven] [N 85 (1981)] III-1-4
aantrede aantrede: āntrē̜ (Posterholt) De horizontale afstand tussen de voorkanten van twee elkaar opvolgende stootborden. Zie ook afb. 68b. [N 55, 89e] II-9
aanwezigheid daar zijn: dao zeen (Posterholt), der zeen (Posterholt) de aanwezigheid, het aanwezig zijn [antwoord] [N 91 (1982)] III-4-4