17885 |
ruk |
trek:
try(3)̄k (L387p Posterholt)
|
Ruk: snelle korte beweging waardoor iets of iemand met een schok van zijn plaats wordt getrokken (ruk, snuk, snoek). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
25148 |
rukwind |
trekwind:
treikwindj (L387p Posterholt),
windstoot:
windjsjtoot (L387p Posterholt)
|
rukwind, plotselinge, felle wind [trekwind, snuk wind, strobatie] [N 81 (1980)] || windstoot, ruk of stoot van de wind [hort, buis] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
34024 |
rund |
rind:
renjt (L387p Posterholt),
rent (L387p Posterholt),
rentj (L387p Posterholt)
|
Holhoornig, herkauwend zoogdier dat om zijn vlees en melk en ook wel als trekdier gehouden wordt. [L 6, 22; L 42, 12; S 30; S 49; Wi 6; monogr.]
I-11
|
24326 |
runderhorzel, horzel |
horzel:
WLD
horzel (L387p Posterholt)
|
Hoe noemt u de grote vlieg waarvan verschillende soorten in ons land voorkomen. De wijfjes zuigen bloed bij grote zoogdieren en mensen. De grote soorten steken pijnlijk en achtervolgen mensen en dieren met grote hardnekkigheid (daas, dazerik, dol) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
24349 |
runderhorzellarve |
met-eter:
WLD
mitaeter (L387p Posterholt),
met-vreter:
WLD
mitvraeter (L387p Posterholt)
|
larve van de runderhorzel, worm die grote bulten (wormbulten) veroorzaakt in de huid van runderen [N 26 (1964)]
III-4-2
|
20691 |
runderlapjes |
rindslapjes:
rindsjlepke (L387p Posterholt)
|
Runderlapjes (krippot, kripvlees?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20666 |
rundvleessoep |
rindsvleessoep:
rindjsvleisjsoep (L387p Posterholt)
|
Soep van rundvlees (rundsolf?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
24371 |
rups |
rups:
roepsj (L387p Posterholt, ...
L387p Posterholt,
L387p Posterholt),
WLD
roepsj (L387p Posterholt),
roepsje (L387p Posterholt)
|
groene rups die koolbladeren tot op de nerf afvreet [N 26 (1964)] || rups [N 26 (1964)], [SGV (1914)] || rups rups [DC 46 (1971)]
III-4-2
|
23860 |
rustaltaar |
rustaltaar:
rèùsaltaar (L387p Posterholt)
|
Een met bloemen versierd altaar dat langs de processieroute geplaatst is, rustaltaar [mei-altaar, heiligenhuisken, hilliejehuus-je]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
17832 |
rusten |
rusten:
rösten (L387p Posterholt),
schaften:
sjafte (L387p Posterholt)
|
rusten [SGV (1914)] || Rusten: rust houden na arbeid of vermoeienis (schoven, schoften). [N 84 (1981)]
III-1-2
|