23321 |
sacristie |
sacristie:
sakkerstiej (L387p Posterholt),
sakkristie (L387p Posterholt)
|
gerfkamer [SGV (1914)] || Het tegen de kerk aangebouwde vertrek of gebouwtje, waar de priester en de dienaren zich voor de dienst gereedmaken [gerfkamer, sakristij, sacristie?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
21571 |
salueren |
salueren (<fr.):
salueren (L387p Posterholt)
|
groeten van soldaten (salueren) [N 102 (1998)]
III-3-1
|
21332 |
samenspannen |
heulen:
huulen (L387p Posterholt),
samenspannen:
samesjpanne (L387p Posterholt)
|
heulen (met iemand) [SGV (1914)] || samenspannen met iemand [heulen, houden] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
23642 |
sanctus |
sanctus (lat.):
sanctus (L387p Posterholt)
|
Het (vaste) misgezang dat op de prefatie volgt, het sanctus. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18294 |
sandaal |
sandaal:
sandaal (L387p Posterholt)
|
sandaal [N 24 (1964)]
III-1-3
|
21037 |
sap |
broei:
brø̄j (L387p Posterholt)
|
De vloeistof die na het zeven overblijft. [N 57, 23a; monogr.]
II-2
|
24682 |
sap in planten |
sap:
WLD
saap (L387p Posterholt)
|
Het vocht dat zich in planten of plantendelen bevindt of eruit verkregen is (sap, tocht). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
33584 |
sap van een vrucht |
sap:
WLD
saap (L387p Posterholt, ...
L387p Posterholt)
|
Het sap van een vrucht (sap, tocht). [N 82 (1981)] || Het vocht dat zich in planten of plantendelen bevindt of eruit verkregen is (sap, tocht). [N 82 (1981)]
I-7
|
28797 |
satijn |
satijn:
sǝtīn (L387p Posterholt)
|
Glanszijde, atlas, een oorspronkelijk alleen zijden, later ook halfzijden (katoen en zijde) gekeperde stof, zeer glad geweven, namelijk zo dat de bindingsknopen zoveel mogelijk over de oppervlakte verspreid liggen (Van Dale, pag. 2488). [N 62, 80a; N 62, 80b; N 62, 98; N 59, 201; MW; Wi 53; monogr.]
II-7
|
21028 |
saus |
saus:
vóór klinker!
saowz (L387p Posterholt)
|
saus [RND]
III-2-3
|