19411 |
schroeien |
roosteren:
reustere (L387p Posterholt),
schroeien:
šrøi̯ə (L387p Posterholt)
|
Aan de oppervlakte verbranden (blesteren, verbranden, schroeien, zengen, schroken, schoepen) [N 79 (1979)] || schroeien [SGV (1914)]
III-2-1
|
31957 |
schroevendraaier |
schroevendraaier:
šruvǝdrɛjǝr (L387p Posterholt)
|
Werktuig om schroeven vast en los te draaien. Zie ook afb. 90. [N 53, 134; monogr.]
II-12
|
20489 |
schrokken |
schrokken:
sjrokke (L387p Posterholt)
|
schrokken; Hoe noemt U: Gulzig eten (schrokken, slokken, vreten, verschrokken, schoffelen, wolven, zwelgen, worgen, moffelen, buffelen, schransen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
31044 |
schrooien |
schrooien:
šrōjǝ (L387p Posterholt)
|
Het gelijksnijden van de zool- en hakrand na het in elkaar naaien van de schoen. [N 60, 115a]
II-10
|
31045 |
schrooimes |
schoenmakersmes:
schoenmakersmes (L387p Posterholt)
|
Het mes waarmee men schrooit. Uit de antwoorden van de informanten blijkt dat hiervoor meestal het gewone schoenmakersmes wordt gebruikt. De informant van Q 121c merkt op dat dit schrooien intussen al lang gemechaniseerd is. [N 60, 115b]
II-10
|
24374 |
schub |
schub:
WLD
sjöbbe (L387p Posterholt)
|
Hoe noemt u elk van de dunne plaatjes waarmee de huid van een vis geheel of gedeeltelijk is bedekt (schub, schubbe, schelp, schulp) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
18844 |
schuchter |
beschaamd:
besjaamd (L387p Posterholt),
bleu:
ps. omgespeld volgens Frings.
blø͂ͅw (L387p Posterholt)
|
bang om de aandacht te trekken of zich te vertonen [blode, bedeesd, beschaamd, schuchter] [N 85 (1981)] || bloode [SGV (1914)]
III-1-4
|
33586 |
schudden van vruchten |
schudden:
WLD
sjöde (L387p Posterholt)
|
Appels van de boom schudden (muiken). [N 82 (1981)]
I-7
|
30289 |
schuifdeur |
schuifdeur:
šȳf˱dø̄ǝr (L387p Posterholt)
|
Op rollen lopende of aan rollen hangende deur die zijwaarts opengeschoven kan worden. [N 55, 32a; monogr.]
II-9
|
30367 |
schuifdeurslot |
harpoenslot:
harpunšlǭt (L387p Posterholt)
|
Slot waarvan de schotel bij het omdraaien van de sleutel een kromlijnige beweging maakt waardoor deze in een oog van de tegenoverliggende deur valt. Het slot wordt vooral gebruikt voor het afsluiten van schuifdeuren. [N 54, 104a]
II-9
|