22477 |
sjoelen |
sjoelbakken:
sjoelbakke (L387p Posterholt),
sjoelen:
Ss. sjoelbak.
sjoele (L387p Posterholt)
|
Het spel waarbij gebruik gemaakt wordt van een lange bak, aan het ene eind open en met aan het andere eind vakjes waarin schijven schuivend geworpen moeten worden [sjoelbakken, sjoelen, bakken]. [N 88 (1982)] || Sjoelen.
III-3-2
|
17870 |
slaan |
slaan:
blunt ɛn blaouw gəslāgə (L387p Posterholt),
sjloan (L387p Posterholt)
|
bont en blauw geslagen [RND] || slaan [SGV (1914)]
III-1-2
|
17744 |
slaap |
slaap:
sjlaop (L387p Posterholt)
|
Slaap: de behoefte aan volkomen rust van de zintuigen en het bewust zijn (slaap, vaak). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18596 |
slaapmuts |
slaapmuts:
sjlaopmèùtsj (L387p Posterholt)
|
slaapmuts [pietermöts [N 25 (1964)]
III-1-3
|
20303 |
slabbetje, spuugdoekje |
slabberlapje:
sjlabberlepke (L387p Posterholt)
|
slabje, morsdoekje voor kinderen [slabbertje, slabberlepke, zeiverlepke, slepke, bavet(sje) [N 25 (1964)]
III-2-2
|
25342 |
slachten |
slachten:
šlaxtǝ (L387p Posterholt)
|
Doden van vee met de bedoeling het als voedsel te gebruiken. Wat het woordtype "dooddoen" betreft, merken verschillende informanten (in K 353, P 50, P 177, P 179, P 180, P 185) op, dat het verouderd is. [JG 1a + 1b + 2c: R 14, 231 add.; S 33; monogr.]
II-1
|
17871 |
slag |
slag:
sjlaag (L387p Posterholt, ...
L387p Posterholt),
sjlaag op eiw oor (L387p Posterholt),
sjlêg (L387p Posterholt)
|
Oorveeg: slag om de oren (raps, oorveeg, opneuker, mot, blamot, appelvlink, sabelets, pees, lap, draai, laps, klap, lek, konkel, fleer, hababbel). [N 84 (1981)] || slag, klap, stomp [SGV (1914)] || Slag, klap: een slaande beweging met het doel om te treffen (gleer, smijt, klets, wiks, batter, bats, veeg, ketter, maai). [N 84 (1981)] || slagen (mv) [SGV (1914)]
III-1-2
|
30322 |
slaglat |
opdeknaald:
ǫp˱dęknǭlj (L387p Posterholt)
|
Boven op de stijl van de vleugel wordt soms een deklat gespijkerd. Met behulp van deze lat wordt de naad tussen beide vleugels afgedekt en verkrijgt men een betere afsluiting tegen de wind. [N 55, 45b]
II-9
|
24375 |
slak |
slak:
sjlĕk (L387p Posterholt, ...
L387p Posterholt)
|
slak [SGV (1914)] || slak, alg. [SGV (1914)]
III-4-2
|
24377 |
slakkenhuis |
slakkenhuisje:
sjlĕkkenhuuske (L387p Posterholt)
|
slakkenhuisje [SGV (1914)]
III-4-2
|