e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Posterholt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sleepboot sleepboot: sjleipboot (Posterholt) een kleine, zeer sterke stoom- of motorboot die andere vaartuigen op sleeptouw neemt [sleepboot, sleper, toogboot] [N 90 (1982)] III-3-1
sleepcultivator, veertandeg triltand: treltantj (Posterholt) Bedoeld wordt het cultivatortype van afb. 79. Voor (delen van) varianten in de (...)-vorm zij verwezen naar het vorige lemma. In het lemma ''eg'' vindt men ''eg'' en ''eg'' geduid. [JG 1a + 1b; N 11, 78b; N 11A, 150b; N J, 10] I-2
sleephout tuier: tȳi̯ǝr (Posterholt) Hout waaraan het tuiertouw of de tuierketting is bevestigd. Door dit slepend stuk hout voorkomt men dat koe of geit verstrikt raken in het touw of de ketting of dat zij bij de tuierpaal komen. [N 3A, 14h; N 14, 73b; JG 1c, 2c; monogr.] I-11
sleeën met de ijsstoel varen: mit de iessjtool vaare (Posterholt) Met de ijsslee rijden [narren, sleeën]. [N 88 (1982)] III-3-2
slenteren gangelen: gengele (Posterholt), slenteren: sjlinteren (Posterholt) lopen: slenterend lopen [schaffele, banzele, gengele, schuupe] [N 10 (1961)] || slenteren(d lopen) [SGV (1914)] III-1-2
slepen slepen: sjleipe (Posterholt, ... ), šlęi̯pǝ (Posterholt) De in dit lemma bijeengebrachte termen betreffen het bewerken van de akker met een sleep, om de grond gelijk te trekken, aardkluiten te verbrijzelen of fijn zaad in de grond te werken, alsmede het slepen van weiland, om mestplakken en molshopen te verbreiden en/of gestrooide mest over de grasmat uit te strijken. Hoe de hieronder voorkomende vormen ''eg'' + ''eg'' en ''eggen'' + ''eggen'' verstaan moeten worden, is aangegeven in de lemmata ''eg'' en ''eggen''. [JG 1a + 1b + 1c; N 11, 81 + 85; N 11A, 173c + 180; S 33; L 6, 66; div.; monogr.] || slepen (ww) [SGV (1914)] || Slepen: iets zo voorttrekken dat het over of langs iets glijdt (slepen, staarten). [N 84 (1981)] I-2, III-1-2
sleutel sleutel: sjeutel (Posterholt) Een voorwerp dat dient om deuren die op slot zijn, te openen(sleutel, sleuter, smet) [N 79 (1979)] III-2-1
sleutelbloem pansbloemetje: WLD = primula  pansjbleumke (Posterholt) primula [N 92 (1982)] III-4-3
sleutelbos sleutelring: schleutelrink (Posterholt), sleutels: schleutels (Posterholt) Sleutelbos (afbeelding) [DC 14 (1946)] III-2-1
sleutelplaat sleutelplaatje: šlyǝtǝlplē̜tšǝ (Posterholt) Metalen dekplaat die over een sleutelgat wordt bevestigd. In de plaat is een opening aangebracht, waardoor men de baard van de sleutel in het slot kan steken. Zie ook afb. 162. [N 54, 107b] II-12