19073 |
smeken |
smeken:
sjmeeke (L387p Posterholt)
|
nederig en dringend vragen [permitteren, pernegracie, spelen, bidden, smeken] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
24886 |
smele |
mele:
WLD = smele
meelje (L387p Posterholt),
smeelde:
smēljǝ (L387p Posterholt
[(de bochtige)]
)
|
Deschampsia Beauv. In het gebied van het WLD komen van deze grassoort met wijduitstaande aren twee soorten vrij algemeen voor: de ruwe smele (Deschampsia cespitosa (L.) Beauv.) en de hierbij afgebeelde bochtige smele (Deschampsia flexuosa (L.) Trin.) De eerste komt in pollen voor op vochtige gronden en wordt 30 tot 150 cm hoog; de tweede op droge gronden en wordt 30 tot 70 cm hoog. De benamingen slaan in sommige plaatsen speciaal op de halmen. || smele [N 92 (1982)]
I-5, III-4-3
|
20924 |
smeren |
smeren:
sjmeeren (L387p Posterholt)
|
smeren [SGV (1914)]
III-2-3
|
30423 |
smetplank |
smetplank:
šmɛtplaŋk (L387p Posterholt)
|
Plank tegen de muur waaraan de trapleuning wordt bevestigd. [N 55, 139]
II-9
|
31987 |
smetten, afschrijven |
afschrijven:
āfšrīvǝ (L387p Posterholt)
|
Met behulp van de smetlijn een rechte lijn aftekenen op een te zagen boomstam of ander hout. Zie ook het lemma ɛsmettenɛ in Wld II.9, pag. 216.' [N 50, 21a; N 53, 204a; monogr.]
II-12
|
19421 |
smeulen |
smeulen:
sjmeule (L387p Posterholt)
|
Zacht, langzaam branden zonder vlammen (smeulen, gloeien, veunzen, vrenzen) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
27252 |
smid |
smid:
šmēt (L387p Posterholt
[(mv šmēj)]
)
|
In het algemeen een handwerksman die metaal, meestal ijzer, met behulp van hamers en andere gereedschappen bewerkt om er werktuigen of andere voorwerpen van te vervaardigen. Doorgaans wordt het metaal voor de verwerking in de smidsvuurhaard verhit en vervolgens op het aambeeld met behulp van smeedhamers in een bepaalde vorm gesmeed. Het woordtype vlammer (Q 113) is een afleiding van het werkwoord vlammen (vlɛmǝ) dat onder meer "slaan" kan betekenen. Vgl. ook RhWb II, kol. 548 s.v. Flammer, "Schmied".' [Wi 6; S 33; L 6, 78; L 8, 99; Weijnen BN 4, 6; N 33, 1a-b; monogr.]
II-11
|
31192 |
smidse |
smidse:
šmets (L387p Posterholt)
|
In het algemeen de werkplaats van een smid en meer in het bijzonder de plaats waar de smidsvuurhaard is ondergebracht. Zie ook afb. 1. [N 33, 5; S 33; JG 1a; JG 1b; monogr.]
II-11
|
21728 |
smokkelen |
smokkelen:
sjmoekele (L387p Posterholt)
|
verboden goederen, of goederen waarover rechten betaald moeten worden heimelijk over de grens brengen [lörzen, maroderen, smokkelen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
20493 |
smullen |
smullen:
sjmulle (L387p Posterholt)
|
smullen; Hoe noemt U: Lekker eten, met veel plezier eten (smullen, smikkelen, snollen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|