e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Posterholt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sneeuwx sneeuw: sjiêj (Posterholt), sjnee (Posterholt), snéé (Posterholt) sneeuw [RND], [SGV (1914)] || sneeuw [schimmel] [N 22 (1963)] III-4-4
snel, vlug snel: sjnel (Posterholt) snel, vlug [greppig, vinkig, vinnig] [N 91 (1982)] III-4-4
sneuvelen sneuvelen: sjneuvele (Posterholt) in de oorlog omkomen [sneven, sneuvelen] [N 90 (1982)] III-3-1
snijbonen snijbonen: WLD  sjnieboon (Posterholt) Een soort van snijboon of van peul waarvan de dop een kromme vorm heeft (krombek, mussebek). [N 82 (1981)] I-7
snijmes schilmes: šelmɛts (Posterholt) Lang mes met een recht blad en twee, vaak bolvormige, handvatten. Zie ook afb. 209. Het snijmes wordt gebruikt door diverse houtbewerkers zoals de timmerman, de stoeldraaier, de kuiper en de wagenmaker. De kuiper bewerkt er vooral de buitenkant van duigen mee, maar hij vormt er vaak ook de schuine buitenrand mee aan een vatbodem. Vgl. de woordtypen bodemmes en bodemsnijmes. De wagenmaker snijdt er spaken voor karwielen mee. Het eerste lid in het woordtype speekmes verwijst daarnaar. [N E, 13b; N E, 15; N E, 41; N G, 11a; N 33, 272; N 47, 12a; N 53, 76; A 32, 6; monogr.] II-12
snijwonde snee: eine sjneej (Posterholt), snijwonde: sjniewòònj (Posterholt) snee in de vinger [N 07 (1961)] || Snijwond: door snijden veroorzaakte wond (sleuf, kreeuw, vil, slip, schorp, krab). [N 84 (1981)] III-1-2
snikken janken: janke (Posterholt) snikken [snoffe] [N 10 (1961)] III-1-4
snipper snipper: sjnipper (Posterholt) een afgesneden, afgeknipt of afgescheurd stukje papier of stof [snipper, stoike, schreudje, schroodje, snippeling] [N 91 (1982)] III-3-1
snoepen slokken: sjlŏĕkke (Posterholt) snoepen [SGV (1914)] III-2-3
snoepgoed lekkertjes: lekkerkes (Posterholt) snoepgoed; Hoe noemt U: Zoetigheid, lekkernij, snoeperij, snoepgoed (mem, smul, lekker, lakker, snoep, lekkergoed, lekkerigheid, sneukelderij, snuisterij, kokerel, zoetigheid, grevegoed) [N 80 (1980)] III-2-3