30274 |
spiegelklampen |
spiegelklampen:
špēgǝlklampǝ (L387p Posterholt)
|
De staande planken die langs de lengtezijden van de deur verbonden zijn met de dwarsklampen. [N 55, 23d]
II-9
|
22401 |
spiertje trekken |
stekje trekken:
Sub LOTEN.
sjtekske trèkke (L387p Posterholt),
Twee houtjes of papiertjes van verschillende lengte laten trekken om uit te maken wie iets krijgt.
sjtekske trèkke (L387p Posterholt),
touwtje trekken:
Sub LOTEN.
toeke trèkke (L387p Posterholt),
Twee houtjes of papiertjes van verschillende lengte laten trekken om uit te maken wie iets krijgt.
toeketrèkke (L387p Posterholt),
trekken:
treike (L387p Posterholt)
|
Loten met gras of lucifers (bijv. wie de langste trekt) [spiertje trekken, getuigen, tuigen]. [N 88 (1982)] || Strootje trekken.
III-3-2
|
21373 |
spijbelen |
uit de school steken:
zich oet de sjoal sjteke (L387p Posterholt)
|
spijbelen [SGV (1914)]
III-3-1
|
32071 |
spijkerbak |
nagelenbak:
nē̜gǝlǝbak (L387p Posterholt)
|
In vakjes verdeelde bak waarin de verschillende soorten spijkers en schroeven kunnen worden bewaard. [N 54, 23; monogr.]
II-12
|
31953 |
spijkeren |
nagelen:
nē̜gǝlǝ (L387p Posterholt)
|
Met een hamer spijkers in het hout slaan. [N 53, 152a-b; L 5, 7; monogr.]
II-12
|
32070 |
spijkergat |
nagelgat:
nāgǝlgāt (L387p Posterholt)
|
Het gat dat ontstaat, wanneer een spijker uit het hout wordt getrokken. [N 54, 25; monogr.]
II-12
|
31967 |
spijkers doorknippen |
afknijpen:
afknīpǝ (L387p Posterholt)
|
Spijkers met behulp van de nijptang af- of doorknippen. Bij alle opgaven uit dit lemma hoort het plaatselijke dialectwoord voor spijker als object. [N 53, 154b]
II-12
|
31966 |
spijkers uittrekken |
uittrekken:
ūttrekǝ (L387p Posterholt)
|
Spijkers met behulp van de nijptang, de spijkertrekker of de klauwhamer uit het hout trekken. Bij alle opgaven uit dit lemma hoort het plaatselijke dialectwoord voor spijker als object. [N 53, 154a]
II-12
|
30859 |
spijkertang |
mussebek:
mø̜šǝbɛk (L387p Posterholt)
|
Kleine nijptang met taps toelopende punten. [N 60, 184d]
II-10
|
30860 |
spijkertrekker |
breekijzer:
brē̜k˱īzǝr (L387p Posterholt),
koevoet:
kuwvōt (L387p Posterholt)
|
De algemene benaming voor verschillende soorten metalen werktuigen met klauwvormige bek waarmee spijkers e.d. kunnen worden uitgetrokken. Zie ook afb. 96. De benamingen koevoet e.d., breekijzer en sloopijzer duiden een ijzeren hefboom van 90 tot 120 cm lang aan, die van onderen eindigt in een schuinstaande, gespleten klauw. Het werktuig wordt onder meer gebruikt bij sloopwerk en om spijkers uit te trekken. Zie ook het lemma ɛkoevoet, hefboomɛ in Wld II.11, pag. 8.' [N 53, 140-141; monogr.]
II-12
|