19328 |
stijfkoppig |
star:
sjtar (L387p Posterholt)
|
niet gemakkelijk te bewegen een houding of opvatting te laten varen of ongelijk te bekennen, zeer koppig [stug, wers] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19641 |
stijfsel |
stijf:
sjtief (L387p Posterholt),
stijfselen:
sjtiefsele (L387p Posterholt)
|
Hoe noemt u de witte stof die gebruikt wordt om linnen stijf te maken (witte klontjes)? (stessel) [N 104 (2000)]
III-2-1
|
19642 |
stijfselpap |
stijf:
sjtief (L387p Posterholt),
stijfsel:
sjtiefsel (L387p Posterholt)
|
Hoe noemt u de pap, die met deze stof bereid wordt? (stessel, stesselpap, stesselwater) [N 104 (2000)]
III-2-1
|
27438 |
stijl |
stijl:
štīl (L387p Posterholt)
|
Het verticale deel van een kozijn waaraan de deur of het raam zijn opgehangen of waartegen deze aanslaan. Kozijnstijlen waren vroeger doorgaans van grenehout, tegenwoordig zijn zij ook van hardhout, metaal of kunststof. [N 55, 7a; monogr.]
II-9
|
18014 |
stikken |
stikken:
sjtikke (L387p Posterholt)
|
Stikken, sterven door ademgebrek (stikken). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
30962 |
stikker, stikster |
schaftenmaakster:
šaftǝmākstǝr (L387p Posterholt),
schaftenmaker:
šaftǝmākǝr (L387p Posterholt)
|
Degene die het stikwerk doet. "Vrouwelijke arbeiders, de zoogenaamde stikmeisjes, komen op vele werkplaatsen voor; heeft de patroon zelf dochters, dan verrichten deze bijna altijd dit werk, soms in de huiskamer, maar meestal ook in het algemeene arbeidsvertrek. De vrouw des huizes stikt gewoonlijk in de huiskamer." (Directie, pag. 311). [N 60, 65]
II-10
|
28894 |
stikmachine |
stikmachine:
štekmǝšīn (L387p Posterholt)
|
De machine waarmee men het stikwerk verricht. "Het stikken gebeurt tegenwoordig met uitzondering van het zware waterwerk, dat met de hand wordt gestikt, met een machine, in hoofdzaak van het zelfde model als de gewone naaimachine, alleen zwaarder gebouwd." (Directie, pag. 299). Een linkse-arm-machine duidt op het feit de de arm van de machine in dit geval links van de werkende persoon staat, hetgeen het werken zeer ten goede komt, omdat hierdoor hand noch oog gehinderd worden (zie Knöfel I, pag. 258). [N 60, 63; N 60, 237]
II-10
|
34018 |
stilstaan |
hu(j):
hȳi̯ (L387p Posterholt)
|
Voermansroep om het paard te doen stilstaan. [JG 1b; N 8, 95e en 96; L B 2, 257; L 36, 81e; monogr.]
I-10
|
17738 |
stinken |
stinken:
sjtinke (L387p Posterholt)
|
Stinken: een vieze reuk van zich geven (stinken, rieken, ruiken, muffen, dassen). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
24565 |
stinkende gouwe |
wrattenkruid:
WLD
vrattekroet (L387p Posterholt),
WLD = stinkende gouwe
vrattekroet (L387p Posterholt, ...
L387p Posterholt)
|
stinkende gouwe [N 92 (1982)] || Stinkende gouwe (chelidonium majus 30 tot 90 cm grote, behaarde plant. De bladeren zijn diep ingesneden, soms bijna samengesteld, met grof gekartelde blaadjes, de onderkant is blauwgroen; de bloemen groeien in schermen, met 4 gele kroonbladeren en 2 spo [N 92 (1982)]
III-4-3
|