18357 |
stoffen pantoffel |
pantoffel:
pantoefels (L387p Posterholt)
|
sloffen, stoffen pantoffels met slappe zool [N 24 (1964)]
III-1-3
|
20306 |
stok of twijg om een kind te straffen |
lat:
lat (L387p Posterholt),
stek:
sjtek (L387p Posterholt),
wits:
wits (L387p Posterholt)
|
een stok of twijg om een kind te straffen [lat] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
31352 |
stokpasser |
stekpasser:
štɛkpasǝr (L387p Posterholt)
|
Passer, bestaande uit een lange metalen staaf, waarop twee verschuifbare stalen blokjes zijn gemonteerd, die aan de onderzijde voorzien zijn van een kraspunt. De stokpasser wordt vooral gebruikt om cirkels en segmenten met een grote straal af te schrijven. Zie ook afb. 110 en het lemma ɛstokpasserɛ in Wld II.11, pag. 61.' [N 53, 193c]
II-12
|
20519 |
stokvis |
stokvis:
sjtokvösj (L387p Posterholt)
|
bolling; Hoe noemt U: Gezouten en gedroogde vis (bolling) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18683 |
stola |
stool (<lat.):
sjtool (L387p Posterholt)
|
De stola, de stool. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
19559 |
stolp |
stolp:
sjtölp (L387p Posterholt)
|
stolp [SGV (1914)]
III-2-1
|
23446 |
stolp over een heiligenbeeld |
stolp:
sjtolp (L387p Posterholt)
|
Een stolp of stulp, een klokvormig glas over een kruis- of heiligenbeeld. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
30324 |
stolpnaald |
stolpnaald:
štǫlǝpnǭlj (L387p Posterholt)
|
Naald die wordt gebruikt bij dubbele balkon- en verandadeuren en dubbele draairamen die gelijktijdig dienen te worden open- en dichtgetrokken. De stolpnaald is aan één zijde holrond uitgeschaafd. De stijl van de bijpassende vleugel is bolrond geschaafd zodat deze precies in de gleuf van de stolpnaald past. Deze sluiting is bijna volledig winddicht. Onder in de stolpnaald bevond zich volgens de invuller uit L 387 een van een waterhol voorzien profiellijstje dat 'kikker' ('kekǝr') werd genoemd. [N 55, 48]
II-9
|
22536 |
stompe eind van een ei |
vot:
voot (L387p Posterholt)
|
Het stompe eind van het ei bij het eieren tikken. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18843 |
stomverbaasd |
paf:
paf sjtaon (L387p Posterholt),
verstomd:
versjtŏĕmd (L387p Posterholt)
|
verstomd [SGV (1914)] || zeer verbaasd [verpaft] [N 85 (1981)]
III-1-4
|