19347 |
tevreden; tevredenheid |
plezier:
plözeer (L387p Posterholt)
|
tevredenheid, genoegen [trek, plezier, goesting, snoel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19781 |
thuis |
heem:
heim (L387p Posterholt)
|
thuis [SGV (1914)]
III-2-1
|
21540 |
tien centiem |
dubbeltje:
dubbeltje (L387p Posterholt)
|
een muntstuk van 10 centimes (in België) [s(j)oe, sol, brak, knap, klomp] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
23726 |
tientje van de rozenkrans |
tientje:
tientje (L387p Posterholt)
|
Een tientje van de Rozenkrans [n jezets?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23693 |
tijdelijke aflaat |
tijdelijke aflaat:
tiedelikke aaflaot (L387p Posterholt)
|
Een tijdelijke aflaat. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
22230 |
tijdverdrijf |
tijdverdrijf:
tiedverdrief (L387p Posterholt)
|
tijdkorting [SGV (1914)]
III-3-2
|
22855 |
tijger |
tijger:
tieger (L387p Posterholt, ...
L387p Posterholt)
|
tijger [SGV (1914)] || Tijger.
III-3-2
|
31743 |
timmerbedrijf |
timmerbedrijf:
tømǝrbǝdrīf (L387p Posterholt)
|
Bedrijf waar allerlei timmerwerk wordt uitgevoerd. Timmerbedrijven hebben meestal weer verschillende afdelingen zoals de werkplaats, de houtopslagplaats, en bij grotere bedrijven, een aparte zagerij. [N 55, 177a; monogr.]
II-12
|
31740 |
timmeren |
timmeren:
tømǝrǝ (L387p Posterholt)
|
De algemene benaming voor alle werkzaamheden die verband houden met het timmermansvak. [N 55, 169; A 35, 21; L monogr.; monogr.]
II-12
|
30192 |
timmerhout |
timmerhout:
tømǝrhǫwt (L387p Posterholt)
|
De algemene benaming van al het hout dat nodig is bij de bouw van huizen. [N 55, 181b]
II-9
|