30998 |
tussenzool |
tussenzool:
tøšǝzǭl (L387p Posterholt)
|
Een dunne zool die van binnen in de schoen gewerkt is en die tussen de eigenlijke zool en de binnenzool ligt. [N 60, 171a]
II-10
|
18471 |
tussenzool [wld ii.10, p. 40] |
tussenzool:
tusjezaol (L387p Posterholt)
|
Een dunne zool die van binnen in de schoen gewerkt is en tussen de eigenlijke zool en de binnenzool ligt? (tussenzool?) Vgl. tek. 88. [N 60 (1973)]
III-1-3
|
32958 |
tweede klaveroogst |
tweede snit:
twedǝ šnet (L387p Posterholt)
|
In verband met de benamingen voor nagras is de informanten ook gevraagd of ze een specifiek woord kenden voor de tweede klaveroogst; hier zijn alleen de opgaven opgenomen die afweken van die voor ''nagras''. [N 14, 128c]
I-3
|
23251 |
tweede luiden voor de mis |
trumpen:
trumpe (L387p Posterholt, ...
L387p Posterholt)
|
De klok luiden vóór de aanvang van de doordeweekse mis(sen). [N 96A (1989)] || Het luiden van de klokken op zondag een half uur en/of een kwartier vóór de aanvang van de vroegmis, de hoogmis, het lof of de vespers. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
20427 |
tweeling |
twee lammer:
twē̜ lāmǝr (L387p Posterholt)
|
De woordtypen tweeling, tweerling, kweeling, koppel en de meervoudige begrippen als twee lammetjes duiden op twee schapen, maar tweelingslam, tweelinglam, tweelingslammetje, tweelingsschaap en tweerlinglam wijzen op één lam van een tweeling. [N 77, 138; N 70, 4]
I-12
|
34482 |
tweeslachtige jonge kip |
kwee:
kwē (L387p Posterholt)
|
Met betrekking tot het woordtype loerhaan merken informanten op, dat deze een haan is met een geslachtelijke afwijking of dat deze het uiterlijk van een haan heeft maar geen volledige haan is. [N 70, 10; N C, add.; N 19, add.; monogr.]
I-12
|
30327 |
tweevleugelraam |
stolpraam:
štǫlǝprām (L387p Posterholt)
|
Raam met twee draaiende delen die naast elkaar in de raamopening passen. De twee vleugels zijn daarbij gelijk van afmeting. [N 55, 56]
II-9
|
24495 |
twijg, jonge tak |
jonge tak:
WLD
jonge tak (L387p Posterholt)
|
Een twijg, een jonge tak (bent, twijg, wis, sprik, tak, teen). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
33597 |
ui, ajuin |
ollek:
óleke (L387p Posterholt),
WLD = ui
oolik (L387p Posterholt)
|
ui [N 92 (1982)]
I-7
|
20758 |
uienpannenkoek |
oligenkoek:
olikkekook (L387p Posterholt)
|
Pannekoek met in schijven gesneden uien (oojekook?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|