31064 |
uitpoetsinkt |
uitpoetsinkt:
ūtputseŋk (L387p Posterholt)
|
Leersmeersel dat in recentere tijd het zwartsel is gaan vervangen. De woordtypen wasinkt en was wijzen erop dat de uitpoetsinkt in deze gevallen op een basis van was berust. [N 60, 132b; N 60, 132a]
II-10
|
31144 |
uitpoetsmachine |
oppoetsmachine:
opputsmǝšīn (L387p Posterholt)
|
De machine waarmee men poetst. Meestal is deze gecombineerd met de schuur- en schrooimachine. De informant van Q 253 geeft de volgende beschrijving van een poetsmachine: "De machine bestaat uit een geraamte met een elektrisch aangedreven as van ongeveer 1,50 m lengte met een stel borstels en daarachter en daaronder stofafzuigkappen. Op de as zijn, om de zowat 15 cm, verschillende rollen gemonteerd. Meestal gaat het om een stalen borstel, een of meerdere schuurrollen, een rol bestaande uit op elkaar geperste leerschijven, een gewone borstel, een rol van op elkaar geperste schijven uit doek. Op ieder uiteinde van de as is er telkens een frees om de randen van de schoen te effenen." Zie ook het lemma gecombineerde machine. [N 60, 243a]
II-10
|
21445 |
uitschelden |
schelden:
sjĕlje (L387p Posterholt),
uitschelden:
oetsjelje (L387p Posterholt)
|
iemand smadelijke, honende woorden naar het hoofd werpen [uitkeken, uitjouwen, uitjuiwen, bellen, uitklappen, uitgodverren,uitschelden, uitsliepen [N 85 (1981)] || schelden [SGV (1914)]
III-3-1
|
25770 |
uitslaan |
aftappen:
āftapǝ (L387p Posterholt),
op ware grootte uitslaan:
op wārǝ gryǝtǝ ūtšlǭn (L387p Posterholt),
uitslaan:
ūtšlǭn (L387p Posterholt)
|
Alvorens men het dak opzet, wordt het gebint eerst op de grond of op papier op ware grootte uitgetekend. Deze uitslag stemt overeen met de doorsnede van de kap. De uitslag dient als model om de balken af te schrijven. [N 54, 150b] || De wort uit de wortketel naar de koelplaats overbrengen. Dat kan geschieden met behulp van een emmer aan een steel, een jachtbuis of een pomp. [N 35, 43; monogr.] || Vóór het maken van een trap een plattegrond ervan op ware grootte tekenen, bijvoorbeeld op een schot of op de vloer. Met uitzondering van de rechte steektrap wordt voor iedere trap altijd een plattegrond getekend. [N 55, 95a]
II-2, II-9
|
30387 |
uitslag |
uitslag:
ūtšlāx (L387p Posterholt)
|
Tekening op ware grootte van een trap. [N 55, 95b]
II-9
|
18108 |
uitslag onder de neus |
uitslag:
oetsjlaag (L387p Posterholt)
|
Uitslag, zweren onder de neus (futsel, logistgast). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
22343 |
uitsliepen |
uitlachen:
oetlachen (L387p Posterholt)
|
uitsliepen [sliep oet doon] [N 07 (1961)]
III-3-2
|
21787 |
uitsluitsel |
beslissing:
besjlissing (L387p Posterholt)
|
een beslissend antwoord, een antwoord dat alles uitlegt [uitsluitsel, uitbedul] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
32416 |
uitspannen |
uitspannen:
utšpanǝ (L387p Posterholt)
|
Het paard losmaken van de kar of het werktuig waarin of waaraan het gespannen is. Bij het uitspannen uit een kar met berries worden de draagriem, de brede buikriem en de strengen losgemaakt. Vervolgens wordt het paard naar de stal geleid. [JG 1b, 2c; N 8, 98b; monogr.]
I-10
|
23660 |
uitstalling van het allerheiligste |
uitstellen:
oetsjteile (L387p Posterholt)
|
Uitstalling, uitstelling van het Allerheiligste [oessjtellóng van t allerhillieg-ste?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|