e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Posterholt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vlinder rupsenschijter: rŏĕpsjesjieter (Posterholt), vlinder: vlendər (Posterholt), vlinder (Posterholt) vlinder [Roukens 03 (1937)], [SGV (1914)] || vlinder, pepel [RND] III-4-2
vlinderdasje nondejuke: nondedjuuke (Posterholt) vlinderstropdas [nondejuuke, striekske] [N 23 (1964)] III-1-3
vlo (enk.) vlo: vloa (Posterholt), WLD  vloo (Posterholt, ... ) mensenvlo [N 26 (1964)] || vlo (znw enk) [foekket, zjwarte riejer] [N 26 (1964)] || vloo [SGV (1914)] III-4-2
vlo (mv., fon.) vleu: WLD  vleu (Posterholt), vlon: vlöe (Posterholt) vlo (znw mv) [N 26 (1964)] || vlooien [SGV (1914)] III-4-2
vloed, hoogtij vloed: vloed (Posterholt) vloed, wassen van het water van de zee en de toestand van hoog water [bovenwater, hoog tij] [N 81 (1980)] III-4-4
vloek vloek: vlook (Posterholt, ... ), vlòòk (Posterholt) een uitdrukking die een verwensing, vooral een godslastering behelst [vloek, kneerp] [N 85 (1981)] || een vloek [hiemmeltsakker] [N 96D (1990)] || Een vloek [hiemmeltsakker]. [N 96D (1989)] III-3-1, III-3-3
vloeken vloeken: vlooke (Posterholt, ... ), vlòòke (Posterholt) godslasterende woorden uitspreken [vloeken, parlesanten, godverren, nonnen, sjamfoeteren, bidden, sakken] [N 85 (1981)] || vloeken [N 96D (1990)], [SGV (1914)] || Vloeken. [N 96D (1989)] III-3-1, III-3-3
vloekje vloekje: vleukske (Posterholt) Een vloekje [vluukse]. [N 96D (1989)] III-3-3
vloer vloer: flūr (Posterholt), vlūr (Posterholt) Zie voor het woordtype 'beleg' ook RhWb V, k. 301, s.v. 'Beleg': ø̄Fussboden aus Steinbelagø̄. Volgens Jongeneel (Heerlens Woordenboek, pag. 19) maakten de boeren uit de omgeving van Heerlen steenharde, waterdichte vloeren van zand, kalk of cement en kolensintels. [S 41; N 54, 128; monogr.; Vld.] II-9
vloerdrijver vloermachine: flūrmǝšīn (Posterholt) Werktuig dat bij het leggen van houten vloeren wordt gebruikt om de planken stijf tegen elkaar te drukken. Het toestel wordt daartoe eerst op de onderliggende balklaag vastgezet waarna de vloerplanken met behulp van een hefboom aangedrukt kunnen worden. Zie ook afb. 75. De 'Nauke' was volgens de invuller uit L 330 een machine om vloerplanken met behulp van een 'schroefspindel' ('šrufšpendǝl') of 'handle' ('h'ndǝl') tegen elkaar te drijven. [N 54, 137; N 54, 138] II-9