e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Posterholt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vloernagel vloernagel: flūrnāgǝl (Posterholt) Draadnagel met verloren kop, waarmee vloerplanken vastgezet worden. De nagels worden daarbij met behulp van een doorslag tot beneden het oppervlak van het hout gedreven. Zie ook de lemmata ɛhouten vloer, verzinkenɛ en ɛdoorslag, drevelɛ in wld II.9, pag. 158 - 160.' [N 54, 16a] II-12
vloertegel plavuis: pləvy(3)̄s (Posterholt) een grote rode of blauwe vloertegel [N 05A (1964)] III-2-1
vlugger vooruit: vǝrut (Posterholt) Voermansroep om het paard sneller te doen gaan. [N 8, 95g] I-10
vocht afscheiden sleuren: slø̄rǝ (Posterholt), vemen: vē̜mǝ (Posterholt) [N 8, 45, 46 en 48] I-9
vod voddel: fŏĕddel (Posterholt), fŏĕdele (Posterholt), fòòdel (Posterholt) versleten stuk doek of stof [vod, bul, tod, slet] [N 86 (1981)] || vod [SGV (1914)] || vodden [SGV (1914)] III-1-3
voddenkoopman voddelenboer: fóddeleboer (Posterholt), voddelenkramer: fŏĕddelekriêmer (Posterholt), Ook: schooier.  fóddelekremer (Posterholt) lompenboer || voddenkoopman [SGV (1914)] III-3-1
voederbieten kroten: kro.tǝ (Posterholt), krǫtǝ (Posterholt) Beta vulgaris L. subsp. vulgaris. De algemene benaming van de bieten die gekweekt worden om als veevoeder te worden gebruikt. De voederbiet groeit grotendeels boven de grond, in tegenstelling tot de suikerbiet waarvan alleen de bladerkruin boven de grond uitkomt. De plant gedijt het best op losse vochthoudende zandgrond en verdraagt zware stalmest- of gierbemesting. Het is vanouds een in Limburg veel verbouwd veevoeder dat in het eigen gemengde bedrijf werd benut. Voor de fonetische documentatie van het tweede woorddeel in de samenstellingen zoals voederbieten, waarvan dat tweede element ook als enkelvoudig woord in het lemma voorkomt, zie onder dat enkelvoudig woord, i.c. bieten. In de vragenlijsten is steeds naar de meervoudsvorm gevraagd. [N 12, 38; N 12A, 1; JG 1a, 1b, 1d, 2b, 2c; A 13, 2b; L 43, 4b; monogr.] I-5
voederen voeren: voǝrǝ (Posterholt) Het geven van voer aan het vee. [Wi 36; Wi 39; L A2, 370; RND 8, 97; S 20; Vld.; monogr.] I-11
voederwikke wikke(n): wekǝ (Posterholt) Vicia sativa L. subsp. sativa. Een tot 1 meter hoge klimmende plant met en vrij stevige stengel, veervormige blaadjes, rood- blauwpaarse lipvormige bloemen en boonachtige vruchtjes. De plant bloeit van mei tot juli en wordt vooral op zandgronden als voedergewas geteeld. Vergelijk ook het lemma Vogelwikke [N Q, 1a; N 11A, 29d; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N P, 23 en 24] I-5
voedsel aas: aos (Posterholt), eten: ééte (Posterholt), voer: vôôr (Posterholt), vreet, de -: vréét (Posterholt), vrêêt (Posterholt) het voedsel waarmee vogels hun jongen voeren (aas) [N 83 (1981)] || voedsel; Hoe noemt U: Al wat tot voeding kan dienen, al wat men eet (kost, vreet, knibbel, inslag, mast, eten, eet, spijs, bik, aas, voedsel) [N 80 (1980)] III-2-3, III-4-1