24530 |
welig groeiend |
gelp:
WLD
gelp (L387p Posterholt)
|
In overvloed groeien, gezegd van planten (gelp). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
30392 |
wellat |
wellat:
wɛllat (L387p Posterholt)
|
Houten lat die onder de wel van de trede wordt gespijkerd als steun voor de stootborden. Zie ook afb. 68. [N 55, 104c]
II-9
|
30397 |
welstuk |
welstuk:
wɛlštø̜k (L387p Posterholt)
|
De smalle, bovenste trede van een trap waarvan de bovenkant gelijk ligt met de bovenkant van de vloer. [N 55, 110]
II-9
|
32744 |
wendakkerhoeken |
koppen:
kø̜p (L387p Posterholt),
de volgende opgaven zijn enkelvoud
kǫp (L387p Posterholt)
|
Bij het ploegen van de keerstrook of wendakker blijft, behalve als men na elke voor bij het keren de ploeg terugtrekt en aan de kant inzet, aan beide zijden van de wendakker een vierkant of rechthoekig keerstrookje over, dat thans vaak onbewerkt blijft, maar vroeger veelal met de schop (soms met de riek) werd omgewerkt. Een enkele keer diende het voor een ander gewas dan op de rest van de akker verbouwd werd. [N 11, 50b; N 11A, 125c; A 33, 7; N P, 1]
I-1
|
17597 |
wenkbrauw |
ogenbrauw:
ougebroa (L387p Posterholt)
|
wenkbrauw [SGV (1914)]
III-1-1
|
19071 |
wensen |
wnschen (du.):
wŭnsje (L387p Posterholt)
|
wenschen [SGV (1914)]
III-1-4
|
30316 |
wentelraam |
draairaam:
drɛjrām (L387p Posterholt)
|
Raam dat om een verticale as in het midden van de vleugel draait. [N 55, 43]
II-9
|
24071 |
wereldgeestelijke |
wereldgeestelijke:
waereldgeistelik (L387p Posterholt)
|
Een wereldgeestelijke, priester van een bisdom. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
25569 |
werkbank |
schaafbank:
šāf˱baŋk (L387p Posterholt),
werkbank:
werǝk˱baŋk (L387p Posterholt)
|
In het algemeen de houten bank waaraan de timmerman het hout bewerkt. Dit type werkbank is doorgaans aan de voorzijde ter hoogte van één van de poten en soms ook aan de zijkant voorzien van een houten bankschroef. Zie ook afb. 113. [N 53, 208a; monogr.]
II-12
|
32000 |
werkbankblad |
blad:
blāt (L387p Posterholt)
|
Het werkvlak van de werkbank. Het werkbankblad bestaat uit een dik blok massief hout waarin verschillende vierkante en ronde gaten in zijn aangebracht. Zie ook de lemmata ɛstootblokgatɛ en ɛbankhaakgatɛ.' [N 53, 208c; monogr.]
II-12
|