22373 |
wip |
wip:
wip (L387p Posterholt, ...
L387p Posterholt)
|
Het speeltuig bestaande uit een in evenwicht liggende balk of plank; op de uiteinden ervan nemen personen plaats die samen, door zich beurtelings tegen de grond af te zetten, het toestel op en neer doen gaan [kwikkwak, pontewaag, wiegelewouter, wip]. [N 88 (1982)] || Wip: speeltuig.
III-3-2
|
25889 |
wiphaal |
hefijzer:
høfīzǝr (L387p Posterholt)
|
De balk met gaatjes waannee men in L 387 de hoogte van de ketel kan verstellen. [N 57A, 4.7]
II-2
|
17612 |
wipneus |
wipneus:
wipnaas (L387p Posterholt)
|
neus: wipneus [schortneus, boel, boelneus] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
22374 |
wippen |
wippen:
(w)ipe (L387p Posterholt),
wippe (L387p Posterholt, ...
L387p Posterholt)
|
Op, met een wip spelen [kwikkwakken, kweken, kwinkkwaken, kwikkelen, wiegschalen, wippen, kiegelen]. [N 88 (1982)] || wippen [GTRP (1980-1995)] || Wippen.
III-3-2
|
31775 |
wipzaag |
afkortzeeg:
āfkǫrt˲zē̜x (L387p Posterholt),
pendelzeeg:
pɛndǝlzē̜x (L387p Posterholt)
|
Machinale zaag die door middel van een voetpedaal wordt aangedreven en waarvan het smalle zaagblad een op- en neergaande beweging maakt. De wipzaag is de voorloper van de decoupeerzaagmachine (zie het volgende lemma). [N 53, 19]
II-12
|
19306 |
wispelturig |
wispelturig:
wispeltuurig (L387p Posterholt),
wispetuurig (L387p Posterholt)
|
nu eens kwaad, dan weer poeslief zijn [heupen] [N 85 (1981)] || steeds veranderend van stemming en doelstelling [hobbeleurig, wispelturig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
30301 |
wisseldorpel |
wisseldorpel:
wesǝldø̜rpǝl (L387p Posterholt)
|
De beide horizontale balkjes die de onderdorpel van het bovenraam en de bovenregel van het onderraam vormen. Bij gesloten stand van het schuifraam liggen de wisseldorpels van beide raamdelen gedeeltelijk achter elkaar. [N 55, 49a-b]
II-9
|
25093 |
wisselen |
tuisen:
toesje (L387p Posterholt)
|
onderling veranderen; het een voor het andere nemen of geven (bijv. voor plaats) [wisselen, omzetten] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
33779 |
wisselen van de tanden |
breken:
brɛ̄kǝ (L387p Posterholt)
|
Het breken of wisselen van de veulentanden gebeurt op twee en een half- à drie en een halfjarige leeftijd; het veulen verliest de melktanden en krijgt paardetanden, eerst de twee voorste tanden of binnentanden. Als het omstreeks vier jaar is, breken de twee middentanden en op vier en een half- à vijfjarige leeftijd de twee hoektanden. [JG 1a, 1b; N 8, 19]
I-9
|
23582 |
wisselende misgezangen |
wisselende gezangen:
waeselende gezange (L387p Posterholt)
|
De wisselende misgezangen [Introïtus, Graduale, Tractus, Alleluia, Sequentia, Offertorium, Communio]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|