e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Posterholt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wip wip: wip (Posterholt, ... ) Het speeltuig bestaande uit een in evenwicht liggende balk of plank; op de uiteinden ervan nemen personen plaats die samen, door zich beurtelings tegen de grond af te zetten, het toestel op en neer doen gaan [kwikkwak, pontewaag, wiegelewouter, wip]. [N 88 (1982)] || Wip: speeltuig. III-3-2
wiphaal hefijzer: høfīzǝr (Posterholt) De balk met gaatjes waannee men in L 387 de hoogte van de ketel kan verstellen. [N 57A, 4.7] II-2
wipneus wipneus: wipnaas (Posterholt) neus: wipneus [schortneus, boel, boelneus] [N 10 (1961)] III-1-1
wippen wippen: (w)ipe (Posterholt), wippe (Posterholt, ... ) Op, met een wip spelen [kwikkwakken, kweken, kwinkkwaken, kwikkelen, wiegschalen, wippen, kiegelen]. [N 88 (1982)] || wippen [GTRP (1980-1995)] || Wippen. III-3-2
wipzaag afkortzeeg: āfkǫrt˲zē̜x (Posterholt), pendelzeeg: pɛndǝlzē̜x (Posterholt) Machinale zaag die door middel van een voetpedaal wordt aangedreven en waarvan het smalle zaagblad een op- en neergaande beweging maakt. De wipzaag is de voorloper van de decoupeerzaagmachine (zie het volgende lemma). [N 53, 19] II-12
wispelturig wispelturig: wispeltuurig (Posterholt), wispetuurig (Posterholt) nu eens kwaad, dan weer poeslief zijn [heupen] [N 85 (1981)] || steeds veranderend van stemming en doelstelling [hobbeleurig, wispelturig] [N 85 (1981)] III-1-4
wisseldorpel wisseldorpel: wesǝldø̜rpǝl (Posterholt) De beide horizontale balkjes die de onderdorpel van het bovenraam en de bovenregel van het onderraam vormen. Bij gesloten stand van het schuifraam liggen de wisseldorpels van beide raamdelen gedeeltelijk achter elkaar. [N 55, 49a-b] II-9
wisselen tuisen: toesje (Posterholt) onderling veranderen; het een voor het andere nemen of geven (bijv. voor plaats) [wisselen, omzetten] [N 91 (1982)] III-4-4
wisselen van de tanden breken: brɛ̄kǝ (Posterholt) Het breken of wisselen van de veulentanden gebeurt op twee en een half- à drie en een halfjarige leeftijd; het veulen verliest de melktanden en krijgt paardetanden, eerst de twee voorste tanden of binnentanden. Als het omstreeks vier jaar is, breken de twee middentanden en op vier en een half- à vijfjarige leeftijd de twee hoektanden. [JG 1a, 1b; N 8, 19] I-9
wisselende misgezangen wisselende gezangen: waeselende gezange (Posterholt) De wisselende misgezangen [Introïtus, Graduale, Tractus, Alleluia, Sequentia, Offertorium, Communio]. [N 96B (1989)] III-3-3