25174 |
wisselvallig weer |
wisselend bewolkt:
weiselend bewolkt (L387p Posterholt)
|
nu eens regenen, dan weer helder zijn, gezegd van het weer [N 81 (1980)]
III-4-4
|
33772 |
wit stervormig vlekje op het voorhoofd |
kol:
kǫl (L387p Posterholt)
|
Witte plek op het voorhoofd van donkerharige paarden, niet groot maar van verschillende vorm als rond, ovaal e.d. Een ster is iets groter dan een kol. Zie afbeelding 3. [JG 1a, 1b; N 8, 27a; S 27]
I-9
|
19435 |
wit zand, stooizand |
wit zand:
wit zandj (L387p Posterholt)
|
De witte stof die vroeger op de vloer gestrooid werd (zand, wit zand) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
33600 |
witlof |
witlof:
WLD = witlof
witlof (L387p Posterholt)
|
witlof [N 92 (1982)]
I-7
|
23669 |
witte donderdag |
witte donderdag:
witte dòònderdaag (L387p Posterholt)
|
De donderdag in de week vóór Pasen, Witte Donderdag [jreune dónnesjtiech]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
20575 |
witte kaas, wrongel |
fluitekaas:
fluitekees (L387p Posterholt)
|
Smeerbare witte kaas of wrongel (fluitert, fluiterskaas?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33258 |
witte klaver, steenklaver |
steenklee:
štęi̯n[klee] (L387p Posterholt),
wilde klee:
weljǝ [klee] (L387p Posterholt)
|
Trifolium repens L. Een 5 tot 25 cm lange plant met kruipende stengels emn witte, later bruine, bloemhoofdjes, die van mei tot de herfst bloeien. Ook witte klaver wordt vooral als veevoeder en als dekvrucht geteeld, is eerder geschikt voor weiden dan voor maaien, maar stelt lagere eisen aan de grond. Zie ook de toelichting bij het lemma Klaver, Algemeen. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [N 14, 83; monogr.]
I-5
|
20654 |
witte kool |
kappesmoes:
kappesmoos (L387p Posterholt),
WLD = witte kool
kappes-moos (L387p Posterholt),
wit moes:
wit moos (L387p Posterholt, ...
L387p Posterholt)
|
witte kool [N 92 (1982)] || witte kool als gerecht [N Q (1966)] || witte kool, als plant of gewas [N Q (1966)]
I-7, III-2-3
|
24574 |
witte waterlelie |
waterlelie:
-
waterlelie (L387p Posterholt)
|
witte waterlelie [N 37 (1971)]
III-4-3
|
20620 |
wittebrood |
weg:
weik (L387p Posterholt),
wek (L387p Posterholt)
|
Kent uw dialect het woord weg of wig = een wittebrood. A.u.b. ook de dialectvorm van uw plaats opgeven en eventueel de betekenis toelichten. [N 16 (1962)] || wittebrood [SGV (1914)]
III-2-3
|