e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Posterholt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zacht winterweer open (weer): aope wèèr (Posterholt) zacht winterweer [open, wak] [N 22 (1963)] III-4-4
zachte wind, briesje fluisterende wind: fluusterende windj (Posterholt) nauwelijks hoorbare wind [floes] [N 81 (1980)] III-4-4
zadeldak zadeldak: zādǝldāk (Posterholt) Dak in de vorm van twee gelijkhellende, rechthoekige dakschilden, die in de nok samenkomen. [N 4A, 22; N 54, 170b; div.] II-9
zagen zegen: zē̜gǝ (Posterholt) In het algemeen werken met een zaag. Zie ook het lemma ɛzagerɛ.' [N 50, 88; N 53, 21a; monogr.] II-12
zagerij zegerij: zē̜gǝrij (Posterholt) In grotere timmermans- of meubelmakersbedrijven de afdeling waar het machinale zaagwerk wordt gedaan. [N 55, 178c; monogr.] II-12
zak op een schort scholkentas: sjolketesj (Posterholt) zak op een schort [pooier] [N 24 (1964)] III-1-3
zakdoek tassenplag: tĕsjeplak (Posterholt), tèsjeplak (Posterholt) neusdoek [SGV (1914)] || zakdoek [zakneusdoek, tesneuzik, plak, sjnoefsplak, sjnuutelsplak, seplak, sjnekker] [N 23 (1964)] III-1-3
zakhorloge uur: oer (Posterholt) uurwerk dat men aan een ketting in het vestzakje of de broekzak draagt [knol, raap] [N 86 (1981)] III-1-3
zalig gelukzalig: gelökzalik (Posterholt), zalig: zalig (Posterholt), zalik (Posterholt) zalig [SGV (1914)] || Zalig, gelukzalig [zaalig, zaolig, zeelig]. [N 96D (1989)] || Zaligheid. [N 96D (1989)] III-3-3
zand strooien strooien: struije (Posterholt) Het strooien van wit zand op de vloer (strooien, strooiselen, opzanden) [N 79 (1979)] III-2-1