19047 |
zich inbeelden |
zich inbeelden:
inbilje, zich (L387p Posterholt)
|
inbeelden, zich [SGV (1914)]
III-1-4
|
18864 |
zich kwaad maken |
uit de slof schieten:
oet de sjloef sjeete (L387p Posterholt)
|
zich kwaad maken [zich opruien, zich optoornen, uit zijn korf schieten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24047 |
zich laten inschrijven voor het huwelijk bij de pastoor |
naar de pastoor gaan:
nao de pösjtoor gaon (L387p Posterholt)
|
Zich laten inschrijven voor het huwelijk bij de pastoor, "naar pastoor gaan". [N 96D (1989)]
III-3-3
|
17974 |
zich niet lekker voelen |
zich krank voelen:
zich krank veule (L387p Posterholt)
|
Zich niet lekker voelen (spijten, kruchen, in de lappenmand zijn). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
33844 |
zich over de rug wentelen |
(zich) wentelen:
wenšǝlǝ (L387p Posterholt)
|
Geregeld gaan de paarden op hun rug liggen en slaan met de poten in de lucht. Zij doen dit vooral bij jeuk of buikpijn. [JG 1a, 1b; N 8, 69]
I-9
|
18982 |
zich schamen |
zich generen:
sjöneere (L387p Posterholt)
|
zich verlegen of onbehaaglijk voelen tengevolge van het besef dat men iets doet of gedaan heeft dat tot oneer of spot strekt, of daar getuige van zijn [zich generen, schieten, sieneren] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19247 |
zich vergissen |
vergeten:
vergééte (L387p Posterholt)
|
het mis hebben, zich vergissen [abuis hebben, zijn eigen misgissen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18819 |
zich vervelen |
lastig zijn:
lestig zeen (L387p Posterholt),
vervelen:
vervééle (L387p Posterholt),
zich vervelen:
zich vervèèle (L387p Posterholt)
|
de toestand waarin men zich verveelt [verveling, vernooi, verlei] [N 85 (1981)] || niet weten wat te doen en daardoor onaangenaam gestemd zijn [moe worden, ruiteren, zich vervelen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18842 |
zich verwonderen |
staan te kijken:
sjtaon te kieke (L387p Posterholt),
verwonderen:
verwòònjere (L387p Posterholt)
|
verbaasd, bevreemd, verwonderd zijn [toezien, staan zien] [N 85 (1981)] || vreemd toekijken [verwonderen, wonder geven, bewonderen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18219 |
zich warm aankleden |
warm kleden:
werm kleije (L387p Posterholt)
|
zich warm aankleden [doffelen] [N 86 (1981)]
III-1-3
|