e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Posterholt

Overzicht

Gevonden: 5728
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zwak, slap slap: sjlap (Posterholt) Zwak, slap: gering van lichaamsvermogen, niet sterk (zwak, min, slap). [N 84 (1981)] III-1-1
zwaluwstaart staart: sjtert (Posterholt) de staart van zwaluwachtige vogels [N 83 (1981)] III-4-1
zwaluwstaartmachine zwalgenstaartmachine: šwalgǝštɛrtmǝšin (Posterholt) Machine voor het maken van zwaluwstaartverbindingen. Zie ook de lemmata ɛzwaluwstaartɛ, ɛhele gleufzwaluwstaartɛ, etc. in de paragraaf over de houtverbindingen.' [N 53, 230] II-12
zwaluwstaartmal zwalgenstaartmal: šwalgǝštɛrtmal (Posterholt) Hulpwerktuig waarmee de schuinte van de pennen en gaten bij zwaluwstaartverbindingen wordt afgeschreven. Zie ook afb. 137. In Ottersum (L 163) werden zwaluwstaarten met behulp van de zwaaihaak afgetekend. [N 54, 56] II-12
zwaluwtong wilde boekweit: weljǝ bǫkǝt (Posterholt), -  wilje bòkket (Posterholt) Polygonum convolvulus L. Een zeer algemeen voorkomende slingerplant op bouwland en in wegbermen met groenachtig witte bloempjes in trosjes, die bloeien van juli tot de herfst, en met een meer dan één meter lange dunne windende stengel met pijlvormige bladeren zoals de haag- en akkerwinde. || zwaluwtong I-5, III-4-3
zwarte bladluis meelde: meelje (Posterholt), WLD  meelj (Posterholt) bladluis (zoals bijv. de zwarte tuinbonenluis) [himmelzoad, meelow, melde, smeelje] [N 26 (1964)] || insectjes onder een blad, zwart [DC 68 (1993)] III-4-2
zwarte gebreide dameskous hoos: haose (Posterholt) dameskousen, zwarte gebreide ~ [N 24 (1964)] III-1-3
zwarte kraai, kraai kaak: kaak (Posterholt) kraai III-4-1
zwarte roodstaart roodstaartje: rootsjtèrtje (Posterholt) zwarte roodstaart III-4-1
zwarte staar staar: stār (Posterholt) Deze vorm van staar, waarbij het netvlies en de oogzenuw verlamd zijn, openbaart zich door blindheid en onbeweeglijkheid van de pupil bij verschillend licht. Het oog behoudt wel zijn natuurlijke kleur, vorm en glans, zodat een leek de kwaal gewoonlijk niet of eerst laat vaststelt, maar de kenner ontdekt haar aan de strakke uitdrukking van het paard met "staande ogen" en de onbeweeglijkheid van de pupil. [A 48A, 39b; N 52, 26] I-9