18602 |
borstrok (voor vrouwen) |
lijfje:
gemaakt van tricot
liefke (L387p Posterholt)
|
Vrouwenborstrok. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
33968 |
borsttuig |
wagentuig:
wāgǝtȳx (L387p Posterholt)
|
Trektuig bestaande uit een stel leren riemen, dat wel eens gebruikt wordt in plaats van een haam, als het paard aan de schouders gedrukt is (zie WLD I, afl. 9, p. 111). In een vrij groot aantal opgaven verwijst de benaming voor een deel van het borsttuig naar het geheel, bv. het woordtype borstriem. Het omgekeerde, waarbij de term voor het geheel gebruikt wordt ter aanduiding van een onderdeel ervan, komt minder vaak voor (zie lemma Borstriem). [JG 1b, 1c, 1d, 2c; N 13, 51]
I-10
|
18082 |
borstvliesontsteking |
fleuris:
fleures (L387p Posterholt)
|
Pleuris: ontsteking van het borstvlies dat om de longen zit en de binnenkant van de borstkas bekleedt; pleuritis (pleuris, fleuris, floris). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
29975 |
borstwering |
borstwering:
boršwē̜reŋ (L387p Posterholt)
|
Het 70 tot 100 cm hoge, gemetselde bovenstuk tussen zoldervloer en dak. Zie ook afb. 49a. [N 31, 34e; N 54, 155]
II-9
|
33713 |
bos |
bos:
bǫš (L387p Posterholt)
|
Een met opgaande bomen beplante uitgestrektheid grond hetzij in natuurstaat of aangelegd. [N 27, 4a; RND 82; L 1a-m; L 22, 7; Vld.; monogr.]
I-8
|
33516 |
bos groente |
bussel:
WLD
bössel (L387p Posterholt)
|
Een bundel samengebonden groenten zoals asperges, prei, etc. (bussel, bos). [N 82 (1981)]
I-7
|
24596 |
bosaardbei |
wilde erbel:
WLD = bosaardbei
wilj-irbel (L387p Posterholt)
|
bosaardbei [N 92 (1982)]
III-4-3
|
24669 |
bosanemoon |
bosanemoon:
WLD
bòòsjannemoon (L387p Posterholt)
|
Bosanemoon (anemone nemorosa). Een 5 tot 25 cm hoge plant met lange kruipende wortelstok; de gewone bladeren zijn handvormig gedeeld, langgesteeld, aan de stengel 3 handvormig samengestelde, langgesteelde omwindselbladeren in een krans; de bloemen groeien [N 92 (1982)]
III-4-3
|
20734 |
bosbessenvlaai |
warbelenvla:
warbeleflaa (L387p Posterholt)
|
Vla met vulling van bosbessen (mollebeerevlaoj?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33773 |
bosje haar dat tussen de oren naar voren hangt |
bles:
blęs (L387p Posterholt),
manetop:
mānǝtǫp (L387p Posterholt)
|
Bosje haar dat van tussen de oren over de kol of het voorhoofd tot over de ogen neerhangt. Zie ook het volgende lemma met bles in de betekenis van een lange, witte streep over de paardekop tot halverwege de neus. Zie afbeelding 2.2. [JG 1a, 1b; N 8, 26; S 27]
I-9
|