e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Posterholt

Overzicht

Gevonden: 5728
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
broeden, op eieren zitten broeden: brø̄i̯ǝ (Posterholt) [N 19, 45; N 19, 44d; Vld.; S 5; L 1a-m; L 22, 22; JG 1a, 1b; monogr.] I-12
broeder broeder: broeder (Posterholt), broor (Posterholt) broeder [SGV (1914)] || Een lager lid van een kloosterorde die geen kerkelijke wijding bezit, broeder [bruur, broeder]. [N 96D (1989)] III-3-3
broeder-onderwijzer frater (lat.): frater (Posterholt) Een broeder onderwijzer, frater [fra, sjefra]. [N 96D (1989)] III-3-3
broedermeester broedermeester: broedermeister (Posterholt) De persoon die tijdens de bidprocessies (op St. Marcus en de kruisdagen) met een staf beurtelings de voorbiddende en de nabiddende rij aanwees (broedermeester). [N 96C (1989)] III-3-3
broederschap broederschap: broodersjap (Posterholt) broederschap [SGV (1914)] III-3-3
broederschap van de heilige kindsheid heilige kindsheid: heilige kindsheid (Posterholt) De broederschap van kinderen die als doel had de heidense kinderen, vooral die in China, op te voeden, Broederschap der H. Kindsheid [Hèllige Kinsheid]. [N 96D (1989)] III-3-3
broeibak broeibak: breujbak (Posterholt) [SGV (1914)] I-7
broek bilriem: belrēm (Posterholt) De horizontale riem van het achterhaam die om de billen van het paard loopt. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 75; monogr.] I-10
broek: algemeen boks: boks (Posterholt), books (Posterholt) broek (kleedingstuk) [SGV (1914)] || broek in het algemeen [boks, sjmeek, brits] [N 23 (1964)] III-1-3
broekspijp bokspijp: bookspiepe (Posterholt) pijpen van een broek [bokspijpe, broeksepejpe] [N 23 (1964)] III-1-3