25313 |
centiare, maat van 1 m2 |
centiare:
centiaar (L387p Posterholt)
|
de maat die een oppervlakte aangeeft van 1 vierkante meter [centiare, centiaar] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
20837 |
cervelaatworst |
droogworst:
dreugworsj (L387p Posterholt),
dreugwòòrsj (L387p Posterholt)
|
droogworst [N 06 (1960)]
III-2-3
|
18824 |
chagrijn |
chagrijn:
chaggrein (L387p Posterholt),
chagrijn (L387p Posterholt)
|
chagrijn [SGV (1914)] || een knagend, afgunstig en mismoedig makend verdriet [chagrijn, chagrijnigheid] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20913 |
champignon |
kroddelenkaas:
WLD
kròòdelekees (L387p Posterholt)
|
Champignon: een eetbare witte paddestoel met aanvankelijk rozige, later donkere, purperbruine plaatjes en sporen, het is de meest gekweekte paddestoel (kampernoelje, kampernoelie, duivelsbrood, pampernoelie, dolhondenbrood, champignon). [N 92 (1982)]
III-4-3
|
23748 |
christoffelmedaille |
medaille (<fr.):
madaalje (L387p Posterholt)
|
Een medaille van St. Christoffel in de auto of op de motor. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
30830 |
chroomgelooid leer |
chroomleer:
xrōmlę̄r (L387p Posterholt)
|
Met chemische middelen in het bijzonder met chroomzouten gelooid leer. [N 60, 6b; N 60, 247]
II-10
|
23439 |
ciborie |
ciborie (<lat.):
siborie (L387p Posterholt)
|
Een ciborie, grote kelk met deksel, waaruit de Communie wordt uitgedeeld [tsieboriejoem?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20545 |
cichorei |
cichorei:
siegorei (L387p Posterholt, ...
L387p Posterholt),
suikerij:
sokkerij (L387p Posterholt)
|
cichorei [SGV (1914)] || cichorei; Hoe noemt U: Surrogaat of smaakverbeterend middel voor koffie gemaakt van de wortel van een bepaalde plant die gemalen en geroosterd wordt (cichorei, cikorei, suikerij, suikeraai, sekraai, bitter, Gemertse koffie) [N 80 (1980)]
I-7, III-2-3
|
22686 |
circus |
circus:
sirkus (L387p Posterholt),
cirque (fr.):
sirk (L387p Posterholt, ...
L387p Posterholt)
|
Circus. || Een tent waarin allerlei artiesten optreden zoals clowns, dresseurs met hun dieren, akrobaten etc. [circus, sirk, paardenspel, hittenspel]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
25000 |
cirkel, kring |
cirkel:
cirkel (L387p Posterholt),
kring:
krink (L387p Posterholt),
perk:
pĕrk (L387p Posterholt),
ring:
rink (L387p Posterholt)
|
cirkel [SGV (1914)] || de gesloten kromme lijn in een plat vak waarvan de punten alle op eenzelfde afstand liggen van één punt; het ingesloten vlak [kring, ring, cirkel] [N 91 (1982)] || een cirkelvormig voorwerp [ring, kring] [N 91 (1982)] || kring [SGV (1914)]
III-4-4
|