e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Posterholt

Overzicht

Gevonden: 5728
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
deksel deksel: deksel (Posterholt), dēksǝl (Posterholt) deksel [SGV (1914)] || Het deksel op de perskuip dat op de vruchtenmassa ligt. [N 57, 14b] II-2, III-2-1
deksel van een doodskist deksel: deiksel (Posterholt) het deksel van een doodskist [scheel, roef] [N 87 (1981)] III-2-2
dempig dempig: dɛmpex (Posterholt) Gezegd van runderen of paarden met dempigheid, een bemoeilijking van de ademhaling; bij runderen is het vaak een naziekte van het mond- en klauwzeer. Het paard vertoont een versnelde ademhaling, gepaard met een temperatuursverhoging en hoesten. Dempigheid of kortademigheid is niet chronisch, in tegenstelling tot ''cornage'' (7.38). [JG 1b; A 48A, 38a; L 1, a-m; L 23, 1a en 1b; N 8, 87, 88 en 89a; N 52, 24; S 6] I-9
den den: WLD  den (Posterholt), spar: WLD  sjpar (Posterholt), spar (Posterholt) De den (in het bijzonder de grove den) (den, del, mast, spar). [N 82 (1981)] III-4-3
denken denken: dènke (Posterholt) denken [SGV (1914)] III-1-4
dennenappel dennenappel: WLD  denne-appel (Posterholt), dennenschob: dĕnnesjoap (Posterholt) De vrucht van een den, denne-appel (prop, bol, kegel, knop, fobbes, kroot, krutje, rots, dop, papekul, noot, kooi, tod, pil, appel). [N 82 (1981)] || dennenappel [SGV (1914)] III-4-3
dennennaalden dennennaalden: dĕnnenoalj (Posterholt) dennennaald [SGV (1914)] III-4-3
dennenwortel stronk: WLD  sjtrouk (Posterholt), wortel: wortel (Posterholt) De wortel van een denneboom (puist, stronk, wortel, stol). [N 82 (1981)] || penvormige wortel van een denneboom [N 27 (1965)] III-4-3
derbymolière derby: derby (Posterholt) Hoe noemt u het model van tek. 210 (kransmoliäre?) [N 60 (1973)] III-1-3
desemen mengen: minge (Posterholt) desemen; Hoe noemt U: Zuurdeeg in het beslag voor brood doen, desemen (zuren, mengen, desemen, het zuur zetten) [N 80 (1980)] III-2-3