e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Putbroek

Overzicht

Gevonden: 494
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slakkenhuis slakkenhuisje: šlekkənhuuske (Putbroek) slakkenhuis [DC 17 (1949)] III-4-2
sleutelbloem sleutelbloem: -  sleutəlbloom (Putbroek), sleutərsbloom (Putbroek), sleuteltje: -  sleutəlkəs (Putbroek) sleutelbloem, wild [DC 24 (1953)] III-4-3
sleutelbos bussel sleutelen: bussəl šløtələ (Putbroek), sleutelbos: sleutelbos (Putbroek) Sleutelbos (afbeelding) [DC 14 (1946)] III-2-1
sneeuwen sneeuwen: sniejə (Putbroek) sneeuwen [DC 03 (1934)] III-4-4
sneeuwx sneeuw: snēə (Putbroek) sneeuw [DC 03 (1934)] III-4-4
snijbiet snijkroot: snīkrǭt (Putbroek) Beta vulgaris L. var. cicla L. De snijbiet is een variëteit van de voederbiet speciaal gekweekt voor het blad dat als spinazie kan worden gebruikt. Evenals rode biet hoort de snijbiet eerder bij de moestuin- dan bij de akkergewassen. Het lemma staat toch hier vanwege de "lexicale nabijheid" met andere bieten en knollen. [A 13, 2d; monogr.] I-5
soda soda: sōdā (Putbroek) de witte stof, die door kruideniers en drogisten wordt verkocht in poedervorm en die gebruikt wordt om de was uit te koken, om hard water zacht te maken en in een bad waarvan men b.v. een zwerende vinger onderdompelt? (soda) [DC 15 (1947)] III-2-1
spade, spitschop schup: šøp (Putbroek) Een schop met een vlak blad, dat min of meer in het verlengde van de steel geplaatst is. Deze schop wordt gebezigd voor het omspitten van de wendakkerhoeken, een lapje grond, de tuin e.d. Al naar gelang de streek en de ervaring is het blad van de spade hartvormig, trapeziumvormig of rechthoekig. Voor het tweede lid van de varianten van samenstellingen zie men het simplex schup verderop in het lemma. [N 11A, 147; N 18, 1 + 2 + 5 + 14; JG 1a + lb; L 7, 15; L 42, 40; Wi 5; Gwn 8, 2; GV, K 7; monogr.; div.] I-1
spijbelen uit de school steken: zich oet də sjoeəl sjtekə (Putbroek) wegblijven van school: Hoe noemt men heimelijk, zonder medeweten van de ouders, ---? [DC 24 (1953)] III-3-1
spons spons: špons (Putbroek) spons om ruiten mee schoon te maken [DC 15 (1947)] III-2-1