e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q032a plaats=Puth

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ijsberen naar hot en haar lopen: nao (h)ot en (h)aar loupe (Puth) lopen: zenuwachtig heen en weer lopen [drentele] [N 10 (1961)] III-1-2
ijsmuts ijsmuts: īēsmötsch (Puth) ijsmuts [N 25 (1964)] III-1-3
ijspegel ijspegel: īēspeegele (mv.) (Puth) ijspegels aan het dak of aan de vensterbanken [ijskeekels, -pinnen, -kikkels, kakels] [N 22 (1963)] III-4-4
ijsvogel ijsvogel: īēsvogel (Puth) ijsvogel (16,5 schitterend blauwgroen boven, steenrood onder; vliegt snel over beek, sloot en langs ven; broedt in gat in steile over; vangt visjes; vrij zeldzaam [N 09 (1961)] III-4-1
ijzel, bevroren neerslag ijsregen: īēsrê(n)ge (Puth), ijzel: īēzel (Puth) ijzel, onderkoelde regen waarvan de straten spiegelglad worden [heezel, hijzel] [N 22 (1963)] III-4-4
ijzelen ijzelen: iezele (Puth), īēzele (Puth) ijzelen [N 22 (1963)], [SGV (1914)] III-4-4
ijzeren eg ijzeren [eg]: īzǝrǝ [eg] (Puth) De drie- of vierhoekige eg waarvan zowel het geraamte als de tanden van ijzer waren; zie afb. 55 en 56. Waar zulk een eg als onkruideg en/of als zaadeg diende, is vermeld in de betrokken lemmata verderop. De vorm die de ijzeren eg ter plaatse kon hebben, is hieronder voorgesteld door de tekens ‚àÜ en vierkant. Voor ''eg'' en ''eg'' zie men de toelichting bij het lemma ''eg''.' [JG 1a + 1b add.; N 11, 70 + 71 + 72 add.; N 11A, 161; N J, 10; A 13, 16b; monogr.] I-2
ijzeren gaffel, oogstgaffel gaffel: gafǝl (Puth), hooigaffel: [hooi]gafǝl (Puth), langgaffel: laŋgafǝl (Puth), oogstgaffel: au̯s˲gafǝl (Puth), ǫu̯xs˲gafǝl (Puth) Twee- of drietandige ijzeren vork, met lange, enigszins gebogen tanden en een lange houten steel, gebruikt om hooi of korenschoven op te steken en op de wagen te laden. Zie afbeelding 10, b. Voor het voorkomen van de term riek en van varianten van het type gāfel, zie de toelichting bij het lemma ''houten gaffel''. Voor de fonetische documentatie van het woorddel (hooi) zie het lemma ''hooi''.' [N 18, 27; JG 1a, 1b; A 28, 2; L 1 a-m; L 16, 18a; L B2, 241; Lu 6, 2; S 9; Wi 3; Av 1 III 5a, b; monogr.] I-3
ijzertje onder een schoen ijzertje: iezerke (Puth) ijzertje onder de schoen [blakei] [N 24 (1964)] III-1-3
illustratie illustratie (<fr.): illustrasje (Puth) illustratie [SGV (1914)] III-3-1