e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q032a plaats=Puth

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
jarretelle jarretelle (fr.): sjarretels (Puth) jarretels, bandjes aan corset of gordel waaraan de kousen worden vastgeknoopt [N 24 (1964)] III-1-3
jas: algemeen jas: jas (Puth, ... ), jes (Puth) jas [SGV (1914)] || jas in het algemeen [kölder, frak, palleto, rok, pit, kazak] [N 23 (1964)] || jassen (mv.) [SGV (1914)] III-1-3
jasje van het mantelpak jasje: jeske (Puth) jasje van het mantelpak [N 23 (1964)] III-1-3
jasje van het zwarte pak goede jas: gowwe jas (Puth) jas van het zwarte pak, vaak kort [N 23 (1964)] III-1-3
jasschort jasscholk: jasscholk (Puth) schort die aan de voorkant als een jas wordt dichtgeknopt [N 24 (1964)] III-1-3
jeneverbes schriekiekel: -  schreeäkeakel (Puth, ... ) jeneverbes (Juniperus communis L.), de struik [DC 30 (1958)] || jeneverbes (Juniperus communis L.), de vrucht [DC 30 (1958)] III-4-3
jeuk jeuk: jeuk (Puth), jēūk (Puth), krets: de krets (Puth), kréts (Puth) jeuk [N 07 (1961)] || jeuk [öksel, jukt, ukt] [N 10a (1961)] III-1-2
jeuken jeuken: jeuke (Puth) jeuken, het begint te jeuken [öksele, euke, juike, juuke] [N 10 (1961)] III-1-2
jicht gicht: gicht (Puth) jicht [SGV (1914)] III-1-2
joden joden: judde (Puth) joden [SGV (1914)] III-3-3