e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q032a plaats=Puth

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kikkervisje jonge kwakkerd: jonge kwakkert (Puth), koelekop: koelekop (Puth, ... ) kikkervisje [DC 09 (1940)], [DC 17 (1949)] III-4-2
kin kin: kin (Puth), kín (Puth) kin [DC 01 (1931)] III-1-1
kind (algemene benaming) kind: keͅntj (Puth), kinjd (Puth) kind [DC 03 (1934)], [DC 05 (1937)] III-2-2
kinderhemd? onderhemd: ungerhumme (Puth) Onderhemd voor kinderen. Hoe noemt men in uw dialect het hemd dat onder de bovenkleding wordt gedragen, direct op het lichaam: van kinderen? [DC 62 (1987)] III-1-3
kinderkleren kinderkleren: kenjerkleijer (Puth), kènjerklèjer (Puth) kinderkleren, kinderkleertjes [N 23 (1964)] || Kinderkleren. [DC 62 (1987)] III-1-3
kinderondergoed kinderondergoed: kenjerongergood (Puth) Ondergoed voor kinderen. [DC 62 (1987)] III-1-3
kinderschort met mouwen mouwenscholkje: moeweschölkske (Puth) kinderschort met mouwen [smul] [N 24 (1964)] III-1-3
kinketting kinketting: kenkęteŋ (Puth) Korte ketting onder de kin van het paard, die de bitringen van de bitstang met elkaar verbindt en tot steun van het bit dient. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 13, 46; monogr.] I-10
kinkhoest kiekhoest: kiekhoos (Puth) kinkhoest [SGV (1914)] III-1-2
kinnebak kinnebak: kinnebakkŭ (Puth, ... ), kínəbàk (Puth), kinnebakkes: kinnebakkes (Puth) kinnebak [DC 01 (1931)] || Was er vroeger een ander woord bekend? Zo ja, welk? [DC 27 (1955)] III-1-1