e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q032a plaats=Puth

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
krielkip armeluis-hoen: (mv)  ɛrmǝlyshōndǝr (Puth), kriel: kril (Puth) Een krielkip is een soort kleine kip. [N 19, 42; monogr.] I-12
krijgen krijgen: kriege (Puth) krijgen [SGV (1914)] III-3-1
kroeshaar kroeskop: krōē.skop (Puth) kroeshaar [N 10 (1961)] III-1-1
krols loops: luīpsj (Puth), løͅi̯pš (Puth) loops, geslachtsdriftig ve kat [N 19 (1963)], [N C (1962)] III-2-1
krom, met bochten krom: kromp (Puth), kro͂mp (Puth) krom [SGV (1914)] || krom (kromp, slom) [DC 35 (1963)] III-4-4
krommen krommen: krumme (Puth) krommen [SGV (1914)] III-4-4
krommen, ombuigen krommen: krumme (Puth), ombuigen: ombuige (Puth) krommen [SGV (1914)] || ombuigen [SGV (1914)] III-1-2
kropgat krop: krǫp (Puth) Het gat dat zich midden in de loper bevindt en waarin het te malen graan loopt. Kweern in het woordtype kweernoog (l 331) verwijst naar de in die plaats gebruikelijke term voor de handmolen. Zie het lemma ɛhandmolenɛ.' [N O, 18o; A 42A, 35; N D, 8; Sche 53; Vds 129; Jan 128; Coe 93; Grof 119; N O, 18h] II-3
kruidnagel groffelsnagel: groffelsnagel (Puth) kruidnagel [SGV (1914)] III-2-3
kruidwijding onze-lieve-vrouw-kruidwijding: O.L.V. Kroetwiejing (Puth) O.L. Vrouw Kruidwijding [SGV (1914)] III-3-3