e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q032a plaats=Puth

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lende lende: linje (Puth), lènje (Puth) lendenen [SGV (1914)] || lendenen [lenge, leene, leende] [N 10 (1961)] III-1-1
lenig nits: nietsj (Puth) lenig [zwak, gezwak] [N 10 (1961)] III-1-1
lente, voorjaar lente: lente (Puth), voorjaar: veurjaor (Puth) lente [DC 39 (1965)], [SGV (1914)] III-4-4
lepel lepel: lêêpel (Puth), lîêpel (Puth) lepel [DC 35 (1963)] || lepel in het algemeen (lepel, lippel, leeper) [N 20 (zj)] III-2-1
lepelrek lepelenrekje: lêêpelerèkske (Puth) rekje aan de wand waarin lepels worden bewaard [N 20 (zj)] III-2-1
leren beenkap gamasche: kemasje (Puth) lederen beenkappen [kemasse, kamasje] [N 24 (1964)] III-1-3
leren muts die onder de kin wordt gesloten leren motormuts: lèère motermötsj (Puth), leren motorpats: lèère moterpatsj (Puth) muts, op bivakmuts gelijkende lederen ~ die onder de kin met een knoop wordt gesloten [N 25 (1964)] III-1-3
leren, studeren studeren: sjtudeere (Puth) studeeren [SGV (1914)] III-3-1
leunstoel zorg: zøͅrx (Puth) leuningstoel [SGV (1914)] III-2-1
leurder <omschr.> hij gaat langs de deur: ps. letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).  (h)e gēīt langs de dour (Puth), <omschr.> hij komt langs de deur: (h)e kump langs de dour (Puth), opkoper: opkuiper (Puth) koopman die met zijn waren langs de deuren gaat? [N 21 (1963)] III-3-1