e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q032a plaats=Puth

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
middagdutje doen ungeren (ww.): unjere (Puth, ... ) middagdutje [een ~ doen] [SGV (1914)] || sluimeren [drooze, knikkebolle] [N 10 (1961)] III-1-2
middagmaal eten: ète (Puth) namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 12 uur [ZND 18G (1935)] III-2-3
middendeel van het paard middenhand: medǝhantj (Puth) De middel- of middenhand van het paard, in tegenstelling met ''voorste deel van het paard tot achter de voorbenen'' (3.1.3) en ''achterhand van het paard'' (3.3.14). [JG 1a, 1b; N 8, 12] I-9
mier aamzeik: aomzēīk (Puth), amezeik: aomezēīk (Puth) mier [zeikdemp(el), -lem, -meik, -diem, -worm, -mier, moer-, muurzeiker, aomzeiksel, aomezeik] [N 26 (1964)] III-4-2
mierenei aamzeikenei: aomzeikeei (Puth), aomzeikenei (Puth), amezeikenei: aomezeikeei (Puth), aomezeikenei (Puth) mierenei [zeekmoejerseike] [N 26 (1964)] III-4-2
mierenhoop aamzeikennest: aomzēīkenés (Puth), amezeikennest: aomezēīkenés (Puth) mierennest [zeekmoejersnest] [N 26 (1964)] III-4-2
mijt afdekken dekken: dękǝ (Puth) De korenmijt van een dak voorzien. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Bij besteken merkt Goossens in zijn materiaal op: "meer speciaal de grote band om de kop". [N 15, 45a; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-4
minderen minderen: mindere (Puth, ... ) minderen [SGV (1914)] III-1-3
minderjarig onmondig: onmunjig (Puth) minderjarig [SGV (1914)] III-2-2
mismaakt ongerade: ongeraoje (Puth) mismaakt [SGV (1914)] III-1-2