e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q032a plaats=Puth

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
oeverzwaluw steenzwarbel: sjtēīnsjwérbel (Puth) overzwaluw (12 lichtbruin boven, van onder wit; broedt met vele tegelijk in gaten in een steile zandkant; niet zo algemeen [N 09 (1961)] III-4-1
okkernoot noot: neut (Puth), noot (Puth), -  noot (Puth) noot (vrucht) [SGV (1914)] || noten (mv.) [SGV (1914)] || okkernoot, vrucht van [DC 17 (1949)] I-7
oksel onder de arm: onger de(n) erm (Puth) oksel, oksels [oksel, okselschrooi, hoksel, hoks] [N 10 (1961)] III-1-1
olie olig: olig (Puth) olie [SGV (1914)] III-2-3
oliebol hoendervot: (h)oondervot (Puth) Oliebol (nonnevot?) [N 16 (1962)] III-2-3
oliekoek smoutkoek: sjmawtkoo.k (Puth) In raapolie gebakken ronde koek van meel, krenten en eieren (oliekoek?) [N 16 (1962)] III-2-3
olieverf oligsverf: ōlexs˲[verf] (Puth) Verf waarvan het bindmiddel bestaat uit een drogende olie als lijnolie of papaverolie. Olieverf wordt bereid door verfstof met een tempermes op een wrijfsteen in de olie te wrijven of door olie en verfstof na menging te malen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(verf)' het lemma 'Verf'. [S 26; N 67, 23b; monogr.; div.] II-9
omheinen afmaken: āfmākǝ (Puth) Iets omgeven met een omheining, meest van toepassing op een weiland. [N 14, 63; L 32, 45; A 25, 9; Gwn 16, 11; Vld.; monogr.] I-8
omheining van ijzeren spijlen stanketsel: staŋkɛtsǝl (Puth) Omheining van ijzeren spijlen of staven. [A 25, 4e] I-8
omheining van takken tuin: tuǝn (Puth) Omheining van een erf of een stuk land, gevlochten van takken. [A 25, 4b; monogr.] I-8