e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q032a plaats=Puth

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
puntmuts puntmuts: puntjmötsch (Puth) puntmuts, hoofdkapje dat van achteren spits toeloopt [N 25 (1964)] III-1-3
putemmer puttob: pøͅtoͅp (Puth) [N 12 (1961)] I-7
putter putter: pötter (Puth, ... ) putter || putter (12 man en pop gelijk; rood gezicht, geel in vleugel, wit in staart; hier alleen op trek; vrij schaars; distelliefhebber; zang is vrolijk, druk gedjiedel; veel in kooi [N 09 (1961)] III-4-1
putzwengel wip: wep (Puth) [SGV (1914)] I-7
pyjama pyjama {pijama}: pyama (Puth) pyjama, tweedelig nachtkostuum [N 25 (1964)] III-1-3
raad raad: raot (Puth) raad [SGV (1914)] III-1-4
raadsel(tje) raadsel(tje): e rèùtselke (Puth), ei raodsel (Puth), raotsel (Puth), rèùtselke (Puth) raadsel [N 07 (1961)] || raadseltje [N 07 (1961)] III-3-2
raampje in een poort kijklok: kīklōǝk (Puth) Een raampje in een poort, soms ook een luikje, om door te kunnen kijken, ook wel ter beluchting, al dan niet beglaasd. De opgaven die duidelijk op een deur wijzen, zijn overgeplaatst naar het lemma "deurtje in een poortvleugel" (4.1.10). [N 5A, 54b] I-6
raar, vreemd raar: raar (Puth), vreemd: vre͂m (Puth) 01; vreemd [SGV (1914)] || raar [DC 02 (1932)] III-1-4
raat raat: raat (Puth), roǝt (Puth) Een raat is een schijf gevormd door twee lagen met de rug tegen elkaar liggende zeszijdige cellen. Ze wordt door de bijen gemaakt voor het opkweken van de larven en voor het opbergen van honing in de winter. Het bouwsel is van was. [N 63, 13a; L 1a-m; S 3; A 25, 10; JG 1a+1b; JG 2b-5, 3; Ge 37, 53; monogr.] II-6