e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q032a plaats=Puth

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schafttijd schafttijd: schafttijd (Puth) schafttijd [SGV (1914)] III-3-1
schande schande: sjanj (Puth) schande [SGV (1914)] III-3-3
scharrelen dabben: dabǝ (Puth), scharren: šarǝ (Puth) De kippen dabben en scharren in de grond om wormen, insecten en dergelijke te vinden. [N 19, 61a; L 33, 20; monogr.] I-12
schede metsenschede: metseschei (Puth), schede: sjèi (Puth) schede, lederen ~ waarin een mes wordt bewaard [N 20 (zj)] || scheede [SGV (1914)] III-2-1
schede van de koe lijf: līf (Puth) Uitwendig geslachtsorgaan van de koe. [N C, 13; JG 1a, 1b; A 48A, 47b; monogr.] I-11
scheen scheen: sjeen (Puth, ... ), šén (Puth) scheen [SGV (1914)] || scheen - welk gedeelte van het lichaam wordt er mee bedoeld? [DC 01 (1931)] III-1-1
schei scheien: šęi̯ǝ (Puth) Elk van de houten balkjes die de berries verbinden en scheiden en zo de berries evenwijdig houden. Deze balkjes worden door openingen in de berries gestoken en door middel van spieën stevig vastgezet. Het aantal scheien van een kar is afhankelijk van de lengte van de berries. Een hoogkar heeft bijgevolg meer scheien dan een stortkar. [N 17, 24 + 40; N 8, 106; N G, 56e + 58a; JG 1a, JG 1b; monogr] I-13
schelden, schimpen schampen: sjampe (Puth), schelden: sjilje (Puth, ... ) schelden [SGV (1914)] || schimpen [SGV (1914)] III-1-4
schemeren schemeren: in overgang tussen licht en donker doezelend rond kachel zitten  sjeemere (Puth) schemeren; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 22 (1963)] III-4-4
schemeren van de ogen dol worden: dul zin (Puth) schemeren voor de ogen, sterretjes zien [mijn oogen schiemere] [N 10 (1961)] III-1-1