e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q032a plaats=Puth

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
trekschei schei: šęi̯ (Puth) De eerste van de verbindingscheien tussen de berries. Aan de uitstekende delen schei werden vaak de trekkettingen of de strengen vastgemaakt met behulp van platte, gebogen ijzers. Zie ook het lemma uitstekende delen van de trekschei en in WLD I.10, het lemma strengen. Zowel het feit dat er opgaven in het meervoud voorkomen als de opmerking van de correspondent uit Q 111 wijzen erop dat ook de tweede schei als trekschei gebruikt wordt: "het vastmaken van de strengen is hier gebruikelijk aan het tweede balkje indien licht geladen, anders aan het eerste balkje". Opmerking bij de kaart: er zijn vier benamingen die op het eerste zicht samenstellingen zijn van de plaatselijke benaming voor "streng" (hacht, kling, klink en trek). De verspreiding van "trekschei" stemt echter hoegenaamd niet overeen met de verspreiding van trek voor "streng", wat doet besluiten dat het hier om een samenstelling met een deverbativum van het werkwoord trekken gaat (vgl. hiervoor kaart 16 van wld I.10). [N 17, 25a; N G, 58b; JG 1a; JG 1b] I-13
troebel, vuil (water) troebel: trŏbbel (Puth) troebel [SGV (1914)] III-4-4
troef troef: troef (Puth) troef [SGV (1914)] III-3-2
troep troep: trŏbbe (Puth) troepen (mv.) [SGV (1914)] III-3-1
troep biggen in het algemeen kudde: kø̜t (Puth) In dit lemma wordt het begrip biggen of wat daarvoor in de plaats kan komen achter nest, toom enzovoorts niet gedocumenteerd. [N 19, 17; N 76, add.] I-12
troep kippen kudde: kø̜t (Puth) Varianten van kippen, hennen, hoenders enz. zijn niet gedocumenteerd. Zie hiervoor het lemma ''kippen'' (5.2.1). Alleen de benamingen voor troep zijn in dit lemma opgenomen. [N 19, 63; A 4, 18; L 4, 18; L 20, 18; S 37; monogr.] I-12
troeven (mv.) troeven (mv.): troeve (Puth) troeven (mv.) [SGV (1914)] III-3-2
troosten; troost troosten: tröiste (Puth) troosten [SGV (1914)] III-1-4
trossen kwasten: kwęs (Puth) Gekleurde kwasten boven op het haam. [N 13, 13] I-10
trouwpak trouwpak: trouwpak (Puth) trouwkostuum [t trouwdinge, trouwpak] [N 23 (1964)] III-1-3