e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q032a plaats=Puth

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
uitwerpselen stront: sjtrònt (Puth) uitwerpselen [N 10c (1961)] III-1-1
uitwerpselen van het paard paardskeutelen: pē̜škø̄tǝlǝ (Puth) [A 9, 24b] I-9
uitwerpselen van koeien koeflat: kou̯flat (Puth), kø̄flat (Puth), kōflat (Puth), koestront: kø̄štront (Puth) [N M, 8a; A 9, 24a; JG 1a, 1b; N 11A, 40a; monogr.; add. uit N 5A (I] I-11
unster ponder: ’t punjere (Puth), waag: mit ein waog woage (Puth), woag (Puth) unster (balans) [SGV (1914)] || unster [met een ~wegen] [SGV (1914)] || Weeginstrument met hefboomwerking. [N 18 (1962)] III-3-1
urine zeik: zeik (Puth) urine [N 10c (1961)] III-1-1
urineren pissen: pisse (Puth), zeiken: zeike (Puth) urine [N 10c (1961)] III-1-1
vaars vaars: vɛš (Puth) Jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft. [JG 1a, 1b; A 2, 38; A 4, 11; Gwn V, 6; L 8, 27; L 20, 11; R 3, 37; S 38 en 49; Wi 16; monogr.; add. uit N 3A, 20] I-11
vaatdoek schotelsplag: šōtəlsplak (Puth) vaatdoek [SGV (1914)] III-2-1
vademen (de/een) naald(e) invamen: ęjn nǭlj envē̜mǝ (Puth), ǝn nǭltj evē̜mǝ (Puth) Een draad door het oog van een naald halen. In dit lemma zijn de objecten draad, garen, draad garen, vaam, vaam garen niet gedocumenteerd. [N 59, 68; N 62, 10; L 8, 29; L B1, 76; MW; monogr.] II-7
vader pa: pā (Puth), pap: pap (Puth), papa: papā (Puth), vader: vader (Puth), vadər (Puth, ... ), vādər (Puth, ... ) (vader;) Hoe wordt de vader door de kinderen aangesproken? [DC 05 (1937)] || vader [SGV (1914)] || vader; (Hoe wordt de vader door de kinderen aangesproken?) [DC 05 (1937)] || vader; ik ga met mijn vader naar het land; volw. [DC 12a (1943)] || vader; ik ga met vader naar het land; < 6 jaar [DC 12a (1943)] || vader; ik ga met vader naar het land; ± 10 jaar [DC 12a (1943)] III-2-2