e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q032a plaats=Puth

Overzicht

Gevonden: 3120
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
een ei afpellen schalen: šālǝ (Puth) Een ei van de schaal ontdoen. [N 19, 55b; A 39, 9b] I-12
een ei schouwen nakijken: nǭkīkǝ (Puth) Men schouwt een ei om na te gaan of het bevrucht is en of het nog goed is voor consumptie. Men doet dit door het ei naar het licht te houden. Ook kan men controleren of het ei goed is door het in water te leggen. Als het zinkt, is het goed. [N 19, 56] I-12
een haan snijden kapuineren: kapunērǝ (Puth) Een haan castreren. [N 19, 60b; monogr.] I-12
een huis huren huren: hūūre (Puth), hy(3)̄rə (Puth), ūūre (Puth) een huis huren [DC 35 (1963)] || huren [SGV (1914)] III-2-1
een lelijk gezicht trekken een schoon muil maken: n schoen moe.l maake (Puth) grijnzen, een lelijk gezicht trekken [greeze, nen toot zette, snuit trekke, grimas maken] [N 10 (1961)] III-1-4
een paar schoenen een paar schoenen: [hauflappe (halflappen), maar waarom hiebijgevoegd?]  paar sjoon [hauflappe} (Puth) schoenen, paar ~ [N 24 (1964)] III-1-3
een paar sokken een paar sokken: paor zökke (Puth) kousen, paar ~ [zök, zökke] [N 24 (1964)] III-1-3
een riek mest gaffel (mest): gafǝl (Puth) Een riek mest is de hoeveelheid mest die men in één keer met de riek kan opnemen. Die hoeveelheid is kleiner naarmate de mest meer verteerd is en daardoor gemakkelijker uiteenvalt. Van de termen die in dit lemma voorkomen, zijn er sommige (ook) van toepassing op een brok of klont mest: een aaneenklevende, weke massa goed verteerde mest. [N M, 12a; JG 1a + 1b + 2c; N 11A, 14; monogr.] I-1
een verkoudheid hebben een kou te pakken hebben: ich höb ein kauw te pakke (Puth), een verkoudheid opgelopen hebben: ich höb mich ein verkaudheid opgeloupe (Puth), get opgelopen hebben: ich höb mich get opgeloupe (Puth), het te pakken hebben: ich höb ut te pakke (Puth) Verkoudheid. Op welke wijze wordt dit gewoonlijk uitgedrukt? B.v. Ik ben ~ [DC 27 (1955)] III-1-2
een veulen werpen veulenen: vø̄lǝnǝ (Puth) Als de weeën toenemen, gaat de merrie liggen. De geboorte begint, als de vliezen breken en het vruchtwater wegloopt. [JG 1a, 1b; N 8, 52] I-9