e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q032a plaats=Puth

Overzicht

Gevonden: 3120
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hazelnoot hazenoot: hassenoot (Puth), -  assenoot (Puth) hazelnoot [SGV (1914)] || hazelnoot - vrucht (Colylus Avellana L.) [DC 17 (1949)] III-4-3
hecht van een mes steel: sjteel (Puth, ... ) handvat van een mes (hecht, heft) [N 20 (zj)] || heft [SGV (1914)] III-2-1
heen en weer (bewegen) ijsberen: hîê is aan ⁄t iesbaere (Puth), op en af: hae löp op en aa:f (Puth), hîê löp op en aaf (Puth) heen en weer lopen [op en aaf lope] [N 07 (1961)] III-4-4
heerboer heer: hīǝr (Puth), heerboer: hīǝrbūr (Puth) Eigenaar van een groot boerenbedrijf, van minstens 100 ha, zo wordt wel opgegeven, die zijn bedrijf heeft geërfd of gekocht. In raderboer is rader, "wielen" als pars pro toto op te vatten voor "wagens": een boer die veel wagens bezit. [A 10, 2c; monogr.] I-6
heermoes paard(s)staart: pɛsštart (Puth), paardsstaart: -  pèèsjsjtart (Puth) Equisetum arvense L. [DC 17 (1949)] || Equisetum arvense L. Zeer algemeen voorkomend onkruid uit de paardestaart-familie (Equisetum L.) op bouwland, grasland, tuinen en bermen met een rechtopstaande holle stengel, die geleed is en gemakkelijk uiteen te trekken. Op de grens van de afzonderlijke leden bevindt zich een krans van schubben, die de bladeren vertegenwoordigen. Deze sporenplant bloeit van april tot mei en varieert in hoogte van 10 tot 80 cm. In het algemeen bekender onder de familienaam paardestaart. L 214a: "De volksmond zegt dat onderaan de wortel van de katǝstart een gouden knøpkǝ zit." L 250: "Gedroogde blaadjes worden als medicinale thee gebruikt bij pijnlijke urinelozing." De samenstellingen met -staarts zijn verschoven vormen van staart; vergelijk het lemma Ploegstraat in aflevering I.1, blz. 62. [A 17, 5; A 49B, 4; monogr.] I-5, III-4-3
hees, schor hees: (h)eisj zin (Puth), heisj (Puth) hees [SGV (1914)] || schor, schor zijn [ruigsen, hees, gees zijn] [N 10 (1961)] III-1-2
heggenmus haagmus: haagmösch (Puth) Hoe heet de heggemusch? [DC 06 (1938)] III-4-1
heibezem heibezem: hiebéssem (Puth) bezem gemaakt van heitakjes (heiwasser, heibezem) [N 20 (zj)] III-2-1
heilig heilig: hèllig (Puth) heilig [SGV (1914)] III-3-3
hek veken: vēi̯kǝ (Puth) Algemene benaming. [N 14, 62; S 13; L 1a-m; RND 8, 20; R I, 44; R I, 45; monogr.] I-8