18208 |
kiel |
kiel:
keel (Q032a Puth, ...
Q032a Puth,
Q032a Puth),
kieltje:
keelke (Q032a Puth),
werkjas:
wirkjas (Q032a Puth)
|
hes (kiel) [SGV (1914)] || Hoe noemt men de (korte) werkjas? [DC 09 (1940)] || kiel [SGV (1914)] || kiel, blauwlinnen of katoenen jasje van werklieden en boeren [keel, toekiel, kletsjet, plankerten] [N 23 (1964)] || Korte werkjas, kiel. Hoe noemt men het kledingstuk, in de regel van blauw, soms van grijs katoen, een enkele maal ook wel van een andere kleur, dat hoofdzakelijk door boeren en landarbeiders, in het werk wordt gedragen? Het kledingstuk valt ruim om het li [DC 14A (1946)]
III-1-3
|
24513 |
kiem |
scheut:
sjeut (Q032a Puth)
|
scheut [SGV (1914)]
III-4-3
|
33163 |
kiemen, schieten, botten van pootaardappelen |
kienen:
kēnǝ (Q032a Puth)
|
J. Goossens heeft in zijn enquêtes twee begrippen afgevraagd: "kiemen" (algemeen van een zaadje) en "botten" (gezegd van een pootaardappel, wanneer deze in de kiembak ligt); afgezien van een klein fonetisch detail zijn er géén afwijkingen tussen beide lijsten van antwoorden, behoudens in P 187, waar "botten" jongen (wellicht schertsend?) is; in Q 3, 5, 9 en 187a waar voor de aardappel botten wordt gegeven (wellicht invloed van de cultuurtaal) en in Q 156 waar voor de aardappels ze zijn gehikt werd opgegeven. De opgaven van beide lijsten zijn derhalve in dit lemma samengenomen. Kienen moet begrepen worden als een contaminatie van kiemen (voor de klinker) en kijnen (voor de slotmedeklinker). Zie ook de toelichting bij het voorgaande lemma Scheut. [N M, 16b; JG 1a, 1b, 2c; monogr.; add. uit S 17]
I-5
|
17764 |
kies |
baktand:
bàktàntj (Q032a Puth)
|
kies [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
18818 |
kieskeurig |
vies:
vies (Q032a Puth)
|
kieskeurig [SGV (1914)]
III-1-4
|
24184 |
kievit |
kievit:
kievit (Q032a Puth)
|
kievit (31 ronde vleugels; kuifje; bekend van de eierenraperij [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24935 |
kiezel, kiezelsteen |
kiezel:
kièzel (Q032a Puth)
|
kiezel [SGV (1914)]
III-4-4
|
24337 |
kikker |
kwakkerd:
kwakkert (Q032a Puth)
|
kikvorsch [SGV (1914)]
III-4-2
|
24336 |
kikkerdril |
kwakkerdennest:
kwakkertenest (Q032a Puth),
kwakkertənest (Q032a Puth)
|
kikkerrit [DC 09 (1940)]
III-4-2
|
24467 |
kikkerdril (2, bewerkt) |
(-)nest, nesten:
kwakkertenest (Q032a Puth),
kwakkertənest (Q032a Puth)
|
kikkerrit [DC 09 (1940)]
III-4-2
|