17816 |
liggen |
liggen:
ligge (Q032a Puth)
|
liggen [SGV (1914)]
III-1-2
|
26438 |
ligger |
ligger:
leqǝr (Q032a Puth)
|
De onderste, stilliggende molensteen. [N O, 17d; A 42A, 32; N D, 6; Sche 48; Vds 86; Jan 120; Coe 97; Grof 118; monogr.]
II-3
|
20464 |
lijkbidder |
naaste buren:
naaste buren (Q032a Puth)
|
lijkbidders; wordt het overlijden aangezegd door de naaste buren of door lijkbidders? Hoe heten deze (aanzeggers, aansprekers, groeveneugers, uitingstneugers, lijkers, enz.)? (duidelijk vermelden of deze naam op de buren of op de lijkbidders slaat) [VC 03 (1937)]
III-2-2
|
33273 |
lijnzaad, vlaszaad |
lijzaad:
lēzǭt (Q032a Puth)
|
Linum usitatissimum L. Lijnzaad is de gebruikelijke naam voor het zaad van de vlasplant en, in verband met de olieproduktie, ook voor het gewas. Zie paragraaf 4.2 en in het bijzonder het lemma Vlas. Uit de gerepelde en gedorste zaadbollen wordt olie geslagen, de lijnolie; de overblijvende pulp is een gezocht veevoer. De vormen die hier zijn samengebracht onder de typen lijzend en lijzens zijn te beschouwen als varianten van lijzaad, met een bijzondere verzwaring van het eerste lid. Ze zijn als afzonderlijke typen behandeld vanwege de samenstellingen in dit lemma en in de volgende lemmaɛs. [S 22; Wi 18; monogr.; add. uit JG 1b; L 1 a-m; L 1 u, 149; L 42, 59; RND 31]
I-5
|
24567 |
lijsterbes |
duivelskers:
duuvelskeech (Q032a Puth)
|
lijsterbes (Sorbus aucuparia) [DC 26 (1954)]
III-4-3
|
20725 |
limburgse kaas |
stinkkaas:
sjtinkkîês (Q032a Puth)
|
Limburgse kaas, Hervese kaas (stinkkaas, rommedoe?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20904 |
limonade |
limonade:
limonaad (Q032a Puth)
|
limonade door een rietje zuigen [DC 35 (1963)]
III-2-3
|
24821 |
lindeblad |
lindeblad:
linjeblaat (Q032a Puth)
|
lindeblad [SGV (1914)]
III-4-3
|
21478 |
liniaal |
regel:
reigel (Q032a Puth)
|
liniaal [SGV (1914)]
III-3-1
|
33765 |
linkerkant van het paard |
naar de mans:
nǭ dǝ mans (Q032a Puth)
|
Kant waar de voerman het paard leidt. [N 8, 9 en 10]
I-9
|