19676 |
provisiekast, etenskast |
schap:
šāp (Q032a Puth)
|
voorraad- of provisiekast [N 05A (1964)]
III-2-1
|
21354 |
pruis |
pruis:
Pruus (Q032a Puth)
|
Pruis [SGV (1914)]
III-3-1
|
21355 |
pruisen |
pruises:
Prusisch (Q032a Puth)
|
Pruisen (land) [SGV (1914)]
III-3-1
|
18908 |
prutser |
sukkelaar:
sukkelĕr (Q032a Puth)
|
sukkelaar [SGV (1914)]
III-1-4
|
20651 |
pudding |
pudding:
pudding (Q032a Puth)
|
Pudding (bodding, podding?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
30687 |
puimsteen |
puimsteen:
pømpštęjn (Q032a Puth)
|
Lichte poreuze gestolde lava met een sponsachtig uiterlijk voor het polijsten van houtwerk en het inschuren van natte grondverf. De 'Gotlandsteen' (Q 162) is een zeer fijnkorrelige zandsteen uit Gotland in Zweden, harder dan puimsteen, die voor fijn schuurwerk wordt gebruikt. [S 29; L 40, 80; N 67, 60c; Renders 1; monogr.]
II-9
|
18110 |
puistjes |
pukkels:
piekele (Q032a Puth)
|
puistjes [bultjes, botsels, brobbels] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
18693 |
pullover |
jumper:
jumper (Q032a Puth)
|
pullover truivest met mouwen zonder knopen [N 23 (1964)]
III-1-3
|
32879 |
punt van het blad van de zeis |
punt:
pøntj (Q032a Puth)
|
De scherpe punt aan het blad van de zeis, aan het uiteinde tegenover de arend en de hak. Zie afbeelding 5, nummer 3. [N 18, 68c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-3
|
25014 |
punt, stip |
punt:
puntj (Q032a Puth)
|
punt [SGV (1914)]
III-4-4
|